Recensies ''Lopen op het plafond'' van Ayşegül Savaş

Kinha de Almeida Guimarães, Tzum.info

Beter zien op afstand

Lopen op het plafond is het dromerige debuut van Ayşegül Savaş. De Turkse Nunu verhuist naar Parijs om na de dood van haar moeder haar jeugd achter zich te laten. Maar het zijn niet de werkelijke gebeurtenissen die Nunu ontvlucht. Ze is op zoek naar een weg in de kluwen van verhalen, herinneringen en verzinsels die voortkomen uit haar eigen geheugen. ‘Verhalen zijn onhandelbare dingen, ze zien niets anders dan hun eigen vorm,’ laat Nunu ons weten op de tweede pagina. Hyperbewust reconstrueert ze ‘een incomplete inventaris’ van haar vriendschap met M. de oudere schrijver, haar tijd in Parijs en in Londen met haar vriend Luke, en tenslotte de tijd met haar ouders. Maar uiteindelijk reconstrueert ze vooral zichzelf.

Nunu ontmoet M. na zijn lezing in een boekhandel in Parijs. Ze delen dezelfde liefde: Istanbul. Tijdens lange wandelingen door Parijs mijmeren ze over de stad, over de restaurants en de straten, over de uitvoerige details die M. in zijn boeken over de stad stopt. Nunu geniet van de scherpe blik van M., die als buitenlander anders tegen de stad aankijkt als zij. Tegelijkertijd probeert ze hem te imponeren met haar eigen observaties en haar eigen kennis van Istanbul. Het Istanbul dat Nunu en M. samen naar boven halen op hun wandelingen is niet het Istanbul dat Nunu ontvluchtte: het is een illusie, een stad die niet meer werkelijk bestaat. Het is een gedeeld geheugenpaleis, aldus M., maar als Nunu eraan terugdenkt schrijft ze:

Dit idee van een paleis is me bijgebleven, ook al is het volgens mij te netjes geconstrueerd om licht te kunnen werpen op de duivelse truc van het geheugen. Haar onschuldige handigheid zit hem al in het uitvergroten van datgene wat herinnerd wordt, terwijl de waarheid eerder te maken heeft met verbergen en vergeten.

In zoekend proza beschrijft Savaş hoe de ontwortelde Nunu worstelt met haar herinneringen. Als kind pakte de ze regelmatig de spiegel van haar ouders en richtte hem naar het plafond. Als ze begon te lopen, dan was het alsof ze op het plafond liep: ‘Soms voelde ik me schuldig dat ik deze plek verborgen hield voor mijn ouders. Maar ik was de enige die de wetten ervan begreep en ik wilde niet dat onhandige voetstappen schade aanbrachten.’ Nog steeds leeft Nunu in een schijnwereld. Ditmaal is het niet door een spiegel op het plafond te richten, maar door de wereld die ze voor zichzelf gemaakt heeft angstvallig voor anderen te verbergen.

Steeds wanneer mensen dichtbij komen, sluit Nunu zich af. Op een gegeven moment stopt ze met reageren op M.’s brieven en ook zijn nieuwe boek leest ze niet. Ook haar vriend en haar vriendin Molly duwt ze uiteindelijk weg. In het leven van Nunu lijkt alleen plaats te zijn voor ‘een zuivere, smetteloze fictie.’ Naarmate het boek vordert wordt het steeds duidelijker hoe problematische Nunu’s dromerige wereldbeeld is. Ze duwt mensen weg, kwetst hen, en laat de waarheid het liefst onbesproken. Haar vader, die dichter was, schreef belabberde gedichten. Aan M. vertelt ze enkel die ene mooie regel die hij tegen haar blijft herhalen.

Lopen op het plafond is een fragmentarisch boek waarin de sprankelende taal van Savaş elke regel de moeite waard maakt. In terloopse zinnen weet ze grote gebeurtenissen neer te zetten. Zoals wanneer ze schrijft: ‘Zoals mijn vader had geweten op die avond dat hij al de letters van mijn naam afging, langs mijn moeder in de slaapkamer naar het balkon liep, waar hij vervolgens vanaf stapte, ons achterlatend.’ Op de achtergrond broeit er van alles. In bijzinnen wordt duidelijk hoe Istanbul wordt verscheurd na de mislukte coup en hoe het lastig het leven is geworden voor de achterblijvers. Verschillende verhaallijnen lopen door elkaar, Nunu springt door haar herinneringen heen, waardoor het boek bij wijle even warrig voelt als de aan elkaar gelijmde gedachtes van de hoofdpersoon. Maar door Savaş tijdloze stijl word je moeiteloos meegenomen naar het beeldschone Istanbul, London en Parijs uit Nunu’s vervormde herinneringen.

Margot Dijkgraaf, NRC en nrc.next

Verhalen zijn onhandelbare dingen, schrijft Aysegül Savas al op de tweede bladzijde van haar debuutroman Lopen op het plafond. Dat illustreert ze ook. Ze worstelt met de verhaallijnen, springt in de tijd heen en weer, geeft haar aandacht nu weer eens aan deze hoofdpersoon dan weer aan die andere. Wat haar verhaal draagt is de toon van de vertelster. Die betovert je van begin tot eind.

Ze herinnert zich haar leven in Parijs, in Londen en in Istanbul. Ze denkt aan haar vriendschap met een oude Britse schrijver, M., aan haar vader, een dichter die stierf toen ze nog jong was; aan haar moeder met wie ze een haat-liefdeverhouding had. Wat ze zich herinnert, zegt ze, heeft ‘de structuur van een droom, een verzinsel, een vreemde en gewichtloze, zwevende kwaliteit, als bij lopen op het plafond.’

Dat lopen op het plafond deed ze als meisje door in een spiegel te kijken die ze zo vasthield dat ze er het plafond in zag. Ze ontdekte een witte stad, waarin ze voorzichtig langs de kroonluchter kon lopen. Ze trok zich daar terug ‘wanneer Istanbul zwaar en somber tegen de muren van ons appartement drukte’.

Het debuut van Aysegül Savas, die in Parijs woont, in het Engels schrijft en ook fotograaf is, heeft het raadselachtige dat dromen kunnen hebben. De vertelster verruilt Istanbul voor Parijs. Haar moeder had erop aangedrongen: wat moest haar dochter nu in Istanbul? Nurunisa neemt de stap zonder dat ze een baan heeft of een woning. Om een visum te krijgen heeft ze zich ingeschreven voor een reeks literatuurcolleges. Ze vindt een eenkamerappartement vlak bij het Gare du Nord. Zo heeft ze het idee dat ze op ieder willekeurig moment weer kan vertrekken. Ze huurt de kamer van een café-eigenaar om de hoek. Als ze in zijn Café du Coin iets bestelt, brengt de ober haar steevast iets anders. Ze zegt er niets van. Ze kiest biefstuk, tartaar en chocolademelk, die ze in haar koelkast laat verrotten. Hoe bestaat het dat andere klanten altijd het juiste bestellen, weten hoe het zit met ‘de rituelen van een dag’? Dat is precies waar het haar aan ontbreekt. Als ze wordt uitgenodigd voor een uitje met studenten, kijkt ze van een afstandje naar de groep – en keert weer om.

Ze denkt terug aan haar vader, de dichter, die vaak zachtjes in zichzelf zat te mompelen. Ze herinnert zich een gesprek tussen haar grootouders na zijn dood, waarin ze flarden onderscheidde, ‘nergens goed voor’, ‘net een klein kind’. Terloops, als bij toeval, meldt een bijzinnetje verderop in het boek dat hij naar het balkon liep, ‘waar hij vervolgens vanaf stapte’.

Bij een literaire ontmoeting in een boekhandel in Parijs ontmoet ze de Britse schrijver M., die in Istanbul heeft gewoond. Een tijdje wandelen ze samen door Parijs. Ze is zijn ‘gids voor alle Thracische aangelegenheden’, heel nuttig nu hij met een roman bezig is die zich daar zal afspelen. Ze vertelt hem over haar leven en dat van haar moeder, verzamelt concrete details waar hij zo’n belangstelling voor heeft. Zo wandelt ze niet alleen door Parijs, de stad die nog zo beangstigend nieuw voor haar is, maar ook door haar eigen verleden.

Nurunisa kent het werk van M., houdt van zijn scherpe blik, die van een buitenlander. Leest ze bij hem bijvoorbeeld over ‘een rond dienblad met komkommers’, dan is ze in een oogwenk terug in Istanbul. Zo glijdt ze moeiteloos zijn wereld in, ‘waar inzicht spaarzaam was, waar tragedies tussen twee haakjes plaatsvonden en momenten van grote vreugde getemperd werden’. Het is een typering waarmee Savas indirect haar eigen poëtica karakteriseert. Veel gebeurt terloops, onderdrukt, in stilte. ‘Stilte is een taal op zich’, schrijft Savas in de geest van Nathalie Sarraute.

Pas na een tijdje hoort de vertelster van haar twee tantes dat haar moeder ernstig ziek is. Ze keert terug naar Istanbul, terug naar de cipressen, symbolen van eenzaamheid. In de stad die ze aantreft heeft iedereen de mond vol van ‘verandering’. Het is onrustig, er wordt gedemonstreerd, vernield, er worden rechtszaken tegen journalisten gevoerd. ‘Sommige mensen verdwijnen; zij die hun verhaal niet mogen vertellen.’ Oude zaken sluiten hun deuren, ‘splinternieuwe neonborden nemen de plek in van weggesleten namen’. Haar vrienden verlaten het land, in de nieuwe politieke situatie kunnen ze geen carrière maken. Er heerst ‘angst voor het verstrijken van de tijd’, schrijft Savas, de nieuwe tijd brengt een ander soort machthebbers, suggereert ze, heersers die angst zaaien. Net als in de romans van de Turkse auteur Elif Shafak, die in Londen woont, worden de klokken verzet en ‘tekenen van ouderdom’, overblijfselen van het verleden, gewist.

Zo zijn Parijs en Istanbul de ware hoofdpersonen in deze beeldschone, tastende, fijn vertaalde roman. Ze veranderen met de tijd, de vertelster voelt hoe ‘angst en wantrouwen’ naar binnen sijpelen. Ze wandelt langs de grote monumenten, de bekende toeristische routes, maar gaat ook naar de kruidenier waar je een zakje kikkererwten kunt kopen. Heden en verleden lopen door elkaar. Tegelijkertijd ontdekt ze nieuwe kanten van zichzelf, krijgt ze een andere kijk op de verhouding die ze had tot haar moeder, tot de schrijver M. Andere personages komen minder goed uit de verf.

Alles is voortdurend in beweging in deze knappe debuutroman. Op de herinnering kun je niet varen. Alles en iedereen ontsnapt uiteindelijk aan een definitieve, eenduidige versie – ook een verhaal.

Dirk Leyman, De Morgen

Intens debuut van de Turkse Aysegül Savas over een jonge vrouw, Nunu, die in Parijs aarzelend haar draai zoekt en naar verbinding snakt. Lange wandelgesprekken met een oudere Britse schrijver resulteren in een ongewone vriendschap. En in de wrange confrontatie met haar verleden.

Martin Overheul, Boekensite.Gent

Lopen op het plafond biedt de lezer een openhartige glimp van het leven van een jonge vrouw op weg naar zichzelf en gaat over de werking van het geheugen, het vertellen en verzinnen van verhalen, en over de plekken, echt of denkbeeldig, waar we niet aan kunnen ontsnappen.

‘Never meet your heroes, because they’re sure to disappoint you.’ Vrij vertaald is dat ‘blijf uit de buurt van je helden, dan word je zeker niet teleurgesteld’. Want die helden zijn immers ook maar mensen met hun kleine kantjes, tekortkomingen en onaangename ochtendadem, wat niet bepaald past bij het geïdealiseerde beeld dat veel mensen hebben van hun idolen. Zoals dat met clichés het geval is, leunt ook dit cliché nauw tegen de waarheid aan. Sommige beroemdheden laat je inderdaad beter aan de andere kant van de drempel.

De Turkse Nunu, de innemende vertelster in “Lopen op het plafond”, in prachtig Nederlands vertaald door Janine van der Kooy, laat al die goedbedoelde wijsheden niet aan haar hart komen. Ze woont nog niet zo lang in Parijs, waar ze hoopt te helen na het overlijden van haar moeder en de breuk met haar Engelse vriend Luke met wie ze in Londen samenwoonde. Als ze op een dag de schrijver M. ontmoet, die lyrisch over haar oude woonplaats Istanbul schreef, zoekt ze toenadering. ‘Het moet een illusie zijn die alle lezers hebben, dat wanneer je van een boek houdt je wel goed bevriend moet raken met de auteur; dat alleen jij deze man of vrouw begrijpt en dat je een speciale band met elkaar hebt.’ De twee geraken na een lezing met elkaar in gesprek en wandelen nadien samen de stad in. Tijdens die wandeling blijkt dat ze elkaar, ondanks het leeftijdsverschil, veel te vertellen hebben. Ze maken een nieuwe afspraak en er ontstaat een soort van wederzijdse vriendschap.

Savaş laat Nunu haar verhaal vertellen in 72 korte hoofdstukken waarin heden en ver en nabij verleden elkaar aanvullen tot een glashelder portret van een jonge vrouw tussen twee culturen. Er is haar leven in Parijs, waarin ze op zoek gaat naar zichzelf, naar haar identiteit en zich probeert te ontworstelen aan wat de oude wereld van haar verlangt, hier verpersoonlijkt door enkele tantes, de zussen van haar grootmoeder, die de conventionele Turkse normen en waarden aanhangen en zich tegen de vrijgevochten Nunu verzetten (‘Je moet je schamen’, ‘De buitenwereld kon me kennelijk niets schelen, zeiden ze. Noch de juiste manier om de dingen te doen’). Een wereld waartegen haar jonggestorven vader, ‘een dichter’, en haar moeder zich behoedzaam verzetten. Dat verleden trekt aan en stoot af, waardoor Nunu het gevoel heeft in een soort emotioneel niemandsland te leven.

Tijdens de wandelingen door Parijs met M. – de geest van Patrick Modiano waait onnadrukkelijk door deze fragmenten – spreekt Nunu met een ontroerende openheid over dat verleden, met de nodige warmte en betrokkenheid, zeker als het gaat over de rol van de vrouwen in haar directe omgeving: ‘In het gezelschap van vrouwen werden tragedies gesust en in het dagelijks leven ingebed. Vanuit een wolk van verwarring landden zaken weer zachtjes op aarde. Vrouwen wisten op de een of andere manier de wereld te kneden, met vaste hand en uiterst bekwaam, zoals mijn grootmoeder dat met haar deeg deed.’ Tegelijk zijn het deze vrouwen die terugvallen op klassieke patronen die een muur opwerpen tussen de rechten van jongens en de plichten van meisjes, een houding die ervoor zorgt dat Nunu gaandeweg afstand neemt van datzelfde verleden, zonder het evenwel volledig te verwerpen.

Daarnaast is er het heden dat zich ontvouwt in een aantal hoofdstukken waarin een mild geformuleerde kritiek doorklinkt op het tegenwoordige Turkije. Er heerst onrust in de straten van Istanbul, het land vertoont een groeiende politieke en religieuze onstabiliteit. ‘Er vinden vernielingen plaats, demonstraties, optochten. Sommige mensen verdwijnen; zij die hun verhaal niet mogen vertellen.’ Ook daar voel je de betrokkenheid van de vertelster bij haar land en cultuur van herkomst én het verzet dat die politieke en religieuze situatie bij haar oproept.

Maar bovenal is “Lopen op het plafond” een voortreffelijk geschreven roman over de kracht van verhalen, zowel in verbale als geschreven vorm. De wandelingen met M. werken louterend voor Nunu, die naarstig op zoek is naar zichzelf. Herinneringen krijgen vaste vorm als ze worden omgezet in taal, in woorden die de deur openen naar vroeger, die zorgen voor verbinding en gemeenschappelijkheid, die zorgen voor iets ongrijpbaars als identiteit (niet in enge nationalistische zin, maar in die van het gezin binnen de brede context van een samenleving die naam waardig). Ook al zijn er ‘veel kleine dingen waar in een verhaal geen plaats voor is’ en zijn verhalen ‘wispelturig’ en moeten we ons ‘vaak neerleggen bij de wetenschap dat ze hun eigen logica kennen’, het zijn met name de verhalen die voor samenhang zorgen. Die verhalen zijn de lijm die een familie, en een familie is een gemeenschap, bijeen houden. In het overbrengen van die warme boodschap is Ayşegül Savaş summa cum laude geslaagd.

Kris Velter, MappaLibri.be

‘Dit is één manier om het te vertellen. Ik weet dat er andere bestaan.’

De tweede publicatie van Uitgeverij Kievenaar is een debuutroman. De auteur ervan is de Turkse schrijfster Ayşegül Savaş. Ze schrijft in het Engels en publiceerde eerder verhalen en essays in o.a. The Paris Review, The New Yorker en Granta. Momenteel geeft ze les aan de Sorbonne en werkt ze aan een essaybundel waarin ze de begrippen taal, inspiratie en verbeelding onderzoekt. In Lopen op het plafond gaat ze eveneens dieper in op die verbeelding en schrijft ze niet enkel een verhaal, maar maakt ook een thema van het vertellen van verhalen en de werking van de herinnering.

Nunu, een jonge vrouw, woont in een aftandse kamer aan het Gare du Nord in Parijs. Ze heeft zich ingeschreven voor colleges literatuur, maar gaat zelden naar de les. In een boekhandel ontmoet ze tijdens een lezing van enkele Engelstalige schrijvers de auteur M. Hij schrijft romans die zich afspelen in Istanbul, de stad waar Nuna is opgegroeid. Er ontstaat een vriendschap. De jonge vrouw vertelt hem dat ze ook schrijft. Ze zou werken aan een boek over haar intrigerende oom Akif, die net als zijzelf in Parijs had verbleven. Hij hield een dagboek bij en schreef gedichten. ‘Ik vertelde M. dat mijn roman, net als zijn eigen boek, een reconstructie was van een verdwenen wereld.’ Maar uiteindelijk is het verhaal over haar eigen ambitie om te schrijven slechts een voorwendsel om hem te ontmoeten en hem verhalen te vertellen.

Tijdens lange wandelingen vertellen ze elkaar verhalen. De vrouw vertelt over haar jeugd in Istanbul: over haar vroeg overleden vader, die dichter was en haar moeder die de creatieve wereld van haar man afkeurde. Ze vertelt over de periodes die ze doorbracht bij haar grootouders, over haar roddelende tantes en typisch Turkse gebruiken. Dit alles interesseert M. omdat hij deze verhalen kan gebruiken voor zijn nieuwe roman. Maar ook vertelt ze over haar periode in Londen, waar ze studeerde en een vriendje had.

Lopen op het plafond is geschreven in korte en heldere zinnen. Maar onder die eenvoud schuilt een roman die de meest complexe vragen aansnijdt. Nunu, de ik-verteller van het verhaal, opent de roman met bedenkingen over de herinnering. Ze is van plan een verhaal te vertellen, maar weet dat het slechts kan gaan om een ‘incomplete inventaris’. ‘Wat ik me herinner, bezit de structuur van een droom, een verzinsel, een vreemde en gewichtsloze, zwevende kwaliteit, als bij lopen op het plafond.’ Het zijn dergelijke passages, die naarmate de roman vordert steeds talrijker worden, die de roman naar een quasi essayistisch metaniveau optillen. Op een bepaald moment gaan de verhalen die worden verteld de werkelijkheid mee construeren: ‘M. zei tegen me dat de meest eenvoudige dagelijkse gewoonten van mij iets poëtisch hadden. En als gevolg van die observatie van hem probeerde ik nog meer poëzie aan mijn dagen toe te voegen.’ Verder in de roman klaagt de ik-figuur erover dat het vermoeiend is om werelden voor M. op te roepen:

‘Ik was steeds bezig dingen te verzamelen om aan hem te laten zien, ik las over historische bijzonderheden, leerde dichtregels uit mijn hoofd of verdiepte me in de ongewone details van een gebouw of een brug, en maakte me zelfs technische wapenfeiten eigen, waar ik dan terloops melding van maakte in het gesprek.’

Het wordt meer en meer duidelijk dat het vertellen van een verhaal nooit onschuldig is omdat datgene wat wordt verteld een parallelle wereld creëert. Net zoals M. in zijn romans doet, begint Nuna lijstjes te maken van gerechten, films, bomen.

‘Op die manier kregen de mensen in mijn verhalen – mijn moeder, de tantes, ikzelf als kind – een geheel eigen leven, waarin ze een heel ander pad bewandelden dan hun aardse tweelingzussen.’

Hetzelfde mechanisme komt terug in het vertellen van leugens. Nunu volgde colleges over het soefisme bij een Engelse professor die in Bulgarije een tijdje met een soefi-groep had doorgebracht. Zelf vertelde ze dat ze in Istanbul lid was geweest van de soefi-orde van Abdülkadir Geylani. ‘Ik was verbaasd over het gemak waarmee ik dit kon zeggen, me bewust van mijn overdrijving en hoe exotisch het klonk.’ Nuna vindt het aangenaam om via de leugen een ander persoon te zijn en door de ander als exotisch te worden gezien. Resultaat is dat ze mag meewerken aan het onderzoek van de docent.

Naar het einde van de roman wordt opnieuw de herinnering tot thema gemaakt en plaatst Savaş zich duidelijk in de traditie van Proust. Oom Akif windt zijn horloge op en luistert samen met de moeder van Nunu naar het tikken van het mechaniek. ‘Akif amca zei tegen mijn moeder dat hij zich haastte om alle verloren tijd in te halen.’ Vervolgens haast Nunu zich om hieraan toe te voegen dat ze niet echt wist wat de woorden van oom Akif betekend hadden en zelfs niet wist of ze het verhaal van het horloge wel goed had onthouden. Ook tijdens de wandelingen met M. in Parijs komen er plots bepaalde herinneringen op: de geur van kolen in de winter of een grapje. Maar ook hier rest de onzekerheid: ‘Wat is overgebleven van de herinnering is uitsluitend de wetenschap dat ik niet langer in het bezit ben van iets dat ik door en door kende. Het is nutteloos, dit residu van onwetendheid.’

Uitgeverij Kievenaar laat slechts spaarzaam boeken op de wereld los. De eersteling, Tegenlicht, een drieluik naar Pierre Bonnard, was meteen een voltreffer. Met deze tweede uitgave wordt aangetoond dat de uitgever ook een neus heeft om nieuw werk op te speuren. Of Lopen op het plafond nu gelezen wordt als een weemoedige herinnering aan een verloren gegaan Istanbul, het verhaal van een speciale vriendschap of als een filosofische roman, het boek is geschreven met een grote stilistische elegantie en bezit een onmiskenbare eigen stem.

Marijke van Hooff, dichteres

Wat een prachtig en meeslepend boek. De hoofdpersoon, Nunu, woont in Parijs en vertelt aan de schrijver M – waar ze lange wandelingen mee maakt – over haar jeugd en haar geboortestad Istanbul. Omdat de droevigste dingen zo onnadrukkelijk verteld worden, wordt het boek nergens zwaar. Je dwaalt met de hoofdpersoon door Parijs en door Istanbul, kijkt door haar ogen, voelt haar eenzaamheid. Je begrijpt waarom ze zo’n indruk op de schrijver wil maken: ze wil gezien worden. Ze voelt zich gevleid door zijn belangstelling voor haar verhalen, die hij traktaties noemt. Het is buitengewoon knap hoe de schrijfster in eenvoudige bewoordingen een verhaal weet te vertellen dat diepe indruk maakt.

Marnix De Keukelaere, visueel kunstenaar

Ik heb net ‘‘Lopen op het plafond’’ van Ayşegül Savaş uit. Het kostte me wat moeite haar naam hier correct ingetikt te krijgen. Ayşegül Savaş (heerlijk die knip & plak functie) groeide op in Turkije en Denemarken, woont in Parijs en geeft les aan de Sorbonne; las ik op de achterflap van dit mooie en met zorg uitgegeven boek. Ik kende haar niet.

‘‘Lopen op het plafond’’ is een vertaling van ‘‘Walking on the Ceiling’’ en uitgegeven bij Kievenaar. Ik hou ervan als de vertaling dicht bij de oorspronkelijke titel blijft.

Nunu, het hoofdpersonage in deze roman vertelt in korte stukjes, het zijn er in totaal 72, over de periode toen ze naar Parijs verhuisde. De dood van haar moeder in Istanbul is een keerpunt in haar leven. In Parijs ontmoet ze M, een schrijver die aan een roman werkt die zich in Turkije afspeelt.

Via een relaas van hun ontmoetingen en wandelingen komen we in een handig verweven geheel van herinneringen en fijnzinnige observaties terecht. Istanbul en Parijs fungeren beurtelings als decor. In de stukjes over Istanbul klinkt, ondanks de zachte en milde melancholische toon, bij momenten een niet mis te verstane kritiek op het huidige politieke bestel.

Ayşegül Savaş’s taal is van een fijnzinnige eenvoud. Dat ze achteraan in haar dankwoord, naast nog enkele namen ook Patrick Modiano bedankte voor de weg die ze wezen, verwonderde me niet.

Daan Cartens, conservator moderne literatuur Literatuurmuseum

Een heel mooi intiem en introspectief boek. Het 'steekt' heel goed in elkaar. Bij dwalen door Parijs denk je natuurlijk onmiddellijk aan Modiano, maar haar geografische lijnen trekt ze in haar brein. M. beschrijft meer en maakt van de details 'zijn verhaal'. Het debuut ‘‘Lopen op het plafond’’ (prachtige titel) is echt een vondst.



Yvon Vijn