Recensies ''Wit op wit'' van Ayşegül Savaş

Erica van Dooren, Bazarow.com

Beleefd bloot

Ayşegül Savaş is een Turkse die in Parijs woont. Haar essays en korte verhalen zijn in Frankrijk en Amerika gepubliceerd. Wit op wit is met dezelfde geslaagde vastberaden soberheid geschreven als haar debuutroman Lopen op het plafond (2019). Altijd zoekend naar logica achter het onbevattelijke bestaan.

Prachtige proza dat zich afspeelt in een niet nader genoemde stad in mediterrane sfeer. De verteller in Wit op wit is een student kunstgeschiedenis die net als de stad het hele boek anoniem blijft. Ze huurt een appartement om daar te werken aan haar proefschrift over gotische naaktsculpturen uit de twaalfde en dertiende eeuw. Onderweg naar de naakten beschrijft ze met precisie de straatjes van de stad en legt linken.

“Gebouwen geperst tussen reusachtige koepels en grote, oude fabrieksterreinen. Ik moest denken aan de levens die opgetast lagen in de spleten van de stad en zich ieder moment bloot konden geven.”

Nauwgezet observeren
Ook de ruimte waarin ze woont, observeert ze nauwgezet. Het sobere vertrek staat haar aan. Alles wat aanwezig is, heeft op een eenvoudige manier klasse.
Agnes, de verhuurder en kunstschilder, straalt ook klasse uit. Ze neemt haar intrek in het atelier op de hoger gelegen verdieping. De vrouwen komen elkaar geregeld tegen op de trap en raken bevriend. De verteller omschrijft de schijnbaar voortkabbelende oppervlakkigheden die de mens bezighoudt. Ook de student zelf lijkt hier schuldig aan. Zo beschrijft ze elke keer weer in detail de kleding van Agnes.

Maar schijn bedriegt. Achter de omschrijvingen van uiterlijk vertoon van de levenden en van de dode naakten voor haar studie, lees je juist de zoektocht naar verdieping tussen de regels door. De verhalen van Agnes zijn aanvankelijk krampachtig. Als je niet naar iemand zijn mening vraagt hoef je jezelf ook niet bloot te geven, vindt zij. Toch wordt ze al loslippiger en vertelt over haar jonge jaren, haar vervreemding van het gezin, haar hachelijke huwelijk.

Passiviteit
Ze deelt ook ideeën voor haar schilderijen, maar zet geen penseelstreek op het doek. De verteller reageert nauwelijks op Agnes. Haar passiviteit benadrukt een afwezigheid van empathie.

“De kamer lichtte dramatisch op door een wolk die vaarwel zei. Agnes draaide haar gezicht naar het raam en sloot haar ogen.
‘Ik blijf maar praten en praten,’ zei ze met haar ogen dicht. Ik praat en praat en heb er geen idee van wat je denkt’.”

De mensen in de roman worden beschreven met effen gezichten met matte uitdrukkingen. En ook de kunstwerken hebben eenzelfde strak, gestileerd gelaat.
Als Agnes beseft dat ze niet terug kan naar haar echtgenoot, klampt ze zich vast aan de student, bang zichzelf te verliezen als die zou vertrekken. Ondertussen probeert de student Agnes te doorgronden. Er schieten steeds meer barstjes in het gebeeldhouwde gezicht van de schilder. De verteller geeft over haarzelf niets prijs.

Uiteindelijk krijgt de Agnes wat op het canvas. Wit op wit, een bestaande schildertechniek met weinig onderscheid. Met het werk krijgt ze geen vat op haar bestaan.

Verbinding
In het boek is verbinding een thema, verbinding waarbij je eigenwaarde ontleent aan anderen. Daarbij andermans ruimte innemend. Ruimte waar anders emoties zouden kunnen zitten.

“’We vormen onszelf via onze evenbeelden, ‘zei Agnes terwijl ze naar de trap keek. ‘We maken spookachtige tweelingen om het gewicht van onze verlangens te dragen’.”

Wit op wit. Emoties afbeelden op oppervlakkigheid, waarmee de emoties als het ware bijna wegvallen. Een roman die nog een tijd lang door suddert. Wie is de hoofdpersoon in dit verhaal? De verteller of de kunstschilder? Zijn ze niet een en dezelfde persoon? Geeft de hoofdpersoon zich uiteindelijk net zo bloot als haar naakten?

Wat deze roman verbergt is net zo belangrijk als wat zij onthult!

Isabella van den Heuvel, Literairnederland.nl

Wat verscholen ligt onder de oppervlakte

De Turks-Deense schrijfster Ayşegül Savaş woont in Parijs en schrijft in het Engels. Haar debuut Walking on the ceiling verscheen in 2019 en viel veel lof ten deel. Wit op wit is haar tweede roman en even intrigerend. Een naamloze verteller is recentelijk verhuisd naar een niet gespecificeerde Europese stad om onderzoek te doen voor haar proefschrift over middeleeuwse gotische naaktsculpturen – gering in aantal en, volgens het studievoorstel van de verteller, ‘grotendeels over het hoofd gezien.’

Haar promotor heeft vraagtekens gezet bij het onderwerp: ‘(…) ze herinnerde me eraan dat het middeleeuwse lichaam in de kunsten een aangekleed lichaam was; als ik de standpunten omtrent naaktheid wilde bestuderen, zei ze, zou ik er beter aan doen mijn aandacht te richten op alle manieren waarop het lichaam werd verhuld, in plaats van hoe het werd onthuld.’ In uitermate beheerst en sober geschreven proza komt gaandeweg de diepere betekenis van deze woorden bloot te liggen.

De verteller zelf blijft echter een mysterie. Veel meer dan haar bezigheden omtrent haar onderzoek komen we niet over haar te weten (zelfs niet haar gender, voor het gemak ga ik uit van een vrouw). Ze vult haar dagen met het bezoeken van musea en bibliotheken. Ze geniet van de afzondering en de rust die haar nieuwe leven met zich meebrengt, net als van het spaarzaam ingerichte appartement dat ze huurt van een in een nabijgelegen stadje wonende hoogleraar die haar een veilige haven biedt om te lezen en te schrijven. Dat wil zeggen, totdat Agnes, de vrouw van de hoogleraar, vrij plotseling komt opdagen.

Betoverende aanwezigheid

Agnes is kunstschilder en neemt haar intrek in de studio boven in het appartement. De verteller beschrijft haar uiterlijk met academische precisie: ‘Ze was lang en mooi slank en droeg haar zwarte haar in een paardenstaart. Haar hagelwitte blouse liep aan een kant ter hoogte van haar middel even opvallend als nonchalant uit in een sierlijke ruche. Haar schoenen leken op adellijke muiltjes en hadden dezelfde zachte tint groen als haar broek.’ De vertellers nauwgezette aandacht voor het uiterlijk van Agnes – wier aanwezigheid ‘iets betoverends’ heeft – loopt als een rode draad door de gehele roman. Regelmatig drinken ze samen koffie en vertelt Agnes over haar leven: haar kunstenaarschap, de relatie met haar volwassen kinderen, haar huwelijk met hoogleraar Pascal, gespecialiseerd in middeleeuwse studies. Maar ook over haar jongere jaren, de komst van een beeldschone au pair die op subtiele wijze haar huwelijk ontwricht en de ondergang van een door haar als jong meisje bewonderd nichtje.

Vooral de verhalen over haar moeizame relatie met haar dochter vormen een hoogtepunt in de roman. ‘Haar dochter zou ook kunnen opmerken dat het gezond was over jezelf te praten, diep in jezelf te kijken, om de trauma’s te ontrafelen die ze sinds haar kindertijd had meegetorst. En mocht Agnes opperen dat haar dochter was opgegroeid zonder echte trauma’s, dan zou ze waarschijnlijk te horen krijgen dat ze tot dit standpunt was gekomen door een gebrek aan introspectie, door alles wat Agnes in zichzelf het zwijgen had opgelegd.’ Deze verhalen vormen de basis van de plotloze roman. De artistieke Agnes is het middelpunt, de academische verteller haar klankbord. Agnes’ verhalen zijn even beheerst als het proza waarin zij is gegoten, met heldere inzichten over het leven, de kunst en de werking van de menselijke geest. In het begin wankelt ze slechts een enkele keer en lijkt het even, zoals de verteller opmerkt, ‘alsof ze uit haar evenwichtige rol was gevallen.’ Voelen dit soort toevoegingen soms aan als een kunstgreep om de spanning op peil te houden, bepaalde handelingen daarentegen zijn raak. Bijvoorbeeld wanneer de verteller thuiskomt na een kort reisje en Agnes in haar afwezigheid haar kamer heeft opgeruimd en haar beddengoed verschoond. Hier is het ongemak invoelbaar; er sluimert iets onder de oppervlakte en op je hoede lees je verder.

Afbrokkelende psyche

Stukje bij beetje raakt de verteller verstrikt in Agnes’ wereld, als een vlieg in een plakkerig web. Op geraffineerde wijze laat Savaş Agnes zichzelf blootgeven en krijgt de verteller en daarmee de lezer steeds meer zicht op de onder de mooie façade verscholen verbittering. Het beeld dat Agnes aan de buitenwereld presenteert – mooi, stijlvol, zelfbewust – blijkt in schril contrast te staan met de kwetsbare, miskende, door twijfels verscheurde en misschien zelfs gevaarlijke ziel die erachter schuilt. ‘In het zachte duister leek Agnes’ gezicht glad en verwrongen – haar brede voorhoofd dat haar koortsige ogen verzwolg, haar mond die uitpuilde onder haar neus. Het was het gezicht van een dier, bedacht ik, een wezen zonder menselijke trekken, en toch des te levendiger, maar zonder dat ik kon opmaken wat ermee werd uitgedrukt.’ In wat een duistere apotheose genoemd mag worden, houdt Agnes de verteller genadeloos een spiegel voor.

Wit op wit is een thematisch ambitieuze en, ondanks de sobere taal, sfeervolle roman die zowel klassiek als modern aandoet. De afbrokkelende psyche die zich stukje bij beetje onthult is herkenbaar uit de gothische verhalen van Edgar Allan Poe en Nathaniel Hawthorne en bijvoorbeeld de roman The Picture of Dorian Gray van Oscar Wilde. Savaş kent duidelijk haar klassiekers, maar ook haar tijdgenoten. Ongetwijfeld heeft ze thuis enkele stukgelezen Rachel Cusks liggen, waaronder wellicht Cusks Contouren trilogie. Het geheel roept wel wat gemengde gevoelens op, want wat moet je als lezer met de verhalen van Agnes? En wat te denken van de koele, analytische verteller die niets van haar eigen uiterlijk en binnenwereld prijsgeeft, maar wel een duidelijk beeld van Agnes oproept? Het bezoek van hoogleraar Pascal tegen het einde van de roman lijkt aanvankelijk voor wat antwoorden te zorgen, totdat blijkt dat hij uit hetzelfde hout is gesneden als Agnes. Opheldering hoeft de lezer niet te verwachten – wel verwarring en verontrusting – en dat is maar goed ook. In goede literatuur is tenslotte weinig pasklaar of feel good. Wit op wit is een fascinerende psychologische roman, en zeer de moeite waard.

Margot Dijkgraaf, NRC

Vermommen en verbergen, daar gaat het om in deze fascinerende roman

In de tweede roman van de Turks-Deense schrijfster huurt een studente een kamer bij een schilderes. Al snel ontstaat een vreemde, troebele sfeer in het huis.

In Art, het wereldberoemde toneelstuk van Yasmina Reza, is de aankoop van een volledig wit schilderij aanleiding voor een ruzie. Ruzie tussen drie vrienden die elkaar al een leven lang kennen. Twee ton uitgeven voor een wit schilderij – wat de een het waard vindt, vindt de ander belachelijk. Hoe goed kennen ze elkaar eigenlijk, de vrienden?

Ook de tweede, bijzonder knappe roman van de Turks-Deense schrijfster Aysegül Savas, die debuteerde met Lopen op het plafond (2020), draait om een wit schilderij, dat leidt tot afkeer en verbijstering. De vertelster huurt een kamer van een hoogleraar in een niet nader genoemde universiteitsstad. Hij is specialist Middeleeuwse studies, zij doet onderzoek naar de iconografie van het naakte lichaam in de Middeleeuwen. Ze analyseert twaalfde-eeuwse gotische naaktsculpturen in de kerken en kathedralen die ze bezoekt. Het contact over praktische zaken van de verhuur verloopt via de echtgenote van de professor, Agnes, een schilderes. ‘In het jaar dat ik er woonde’, schrijft de vertelster, ‘had ik het gevoel een ander leven te zijn binnengestapt.’

Dat is niet alleen omdat het huis waar ze gaat wonen duidelijk sporen draagt van eerdere bewoners. Er hangt een spiegel, ze treft een ‘groene keramische kom’ aan, aan de wanden hangen schilderijen, waaronder een miniatuur in een zwarte lijst, van een kromme boom en een sluierwolk tegen een grijsgroene lucht. Nee – het gevoel dat ze een ander leven binnenstapt heeft ze vooral omdat de schilderes, Agnes, ineens in de studio boven haar gaat wonen en haar haar verleden, haar leven in trekt.

In eerste instantie is de studente geïntrigeerd door de knappe, slanke verschijning van de vrouw die zo schijnbaar openlijk haar levensverhaal met haar deelt. Al snel schuift er iets ondefinieerbaars, iets dreigends, tussen hen beiden. Juist dat bijna ongrijpbare, troebele element is wat je in deze fascinerende roman tot op de laatste pagina gevangen houdt.

Raadselachtig element

Kleine zinnetjes, navertelde dromen en korte observaties brengen dat raadselachtige element vanaf het begin in de roman. Kinderen op een doek lijken ‘iets te wiegen dat aan het zicht onttrokken’ is. Een sterke hand ‘lijkt een duw te gaan geven’. De studente bekijkt Agnes’ schilderijen: maskers, koppen van dieren en duivels, menselijke, emotieloze gezichten. Ze lijkt niets anders te doen dan ‘verdraaien en compliceren, om resoluut te verhullen wie ze geweest was’. Vermommen, verbergen, proberen niets door te laten schemeren – daar gaat het om in deze roman. Wat laat je de ander zien en wat scherm je tot elke prijs af?

Helemaal toevallig is het natuurlijk niet dat Savas’ studente onderzoek doet naar de betekenis van beelden die gekleed of ongekleed zijn, ‘een dun vliesje dat het zicht op een onderwerp verduistert’. Ze bestudeert de huid, ‘een deken die het geheime, innerlijke leven bedekt’. Tegelijkertijd realiseert ze zich dat ze in haar werk wellicht op zoek is naar haar eigen angsten, ‘zoals de monsters in de gotische verbeelding’.

Tijdens het lezen van Wit op wit vielen me parallellen op met een vrij onbekend, kort verhaal van Hella S. Haasse. Het titelverhaal uit haar postuum gepubliceerde verhalenbundel Maanlicht is een griezelverhaal, een gothic story, een genre waarin Haasse kon excelleren. In ‘Maanlicht’ logeert een naamloze mannelijke verteller in een Amsterdams grachtenpand, dat een kunsthistoricus hem ter beschikking heeft gesteld. Ook daar intrigerende schilderijen met een dreigende sfeer, het gevoel bespied te worden, angstaanjagende dromen. En stilte. Agnes, in de roman van Savas, streeft naar het bereiken van ultieme stilte, ‘een zuivere mentale staat’. Bij Haasses verteller wordt ieder verlangen gedoofd, ‘er schuilt iets verderfelijks in dit narcoticum van de stilte’. Bij Savas droomt de vertelster dat haar naam wordt geroepen, zonder dat ze kan zien van wie de roepende stem is. De verteller van Haasse belandt ’s nachts in een ‘maskeradepak’ dat hem niet toebehoort.

De werkelijkheid waarin de studente in Wit op wit leeft, wordt steeds verwarrender. Werkelijke gevoelens zitten achter maskers verscholen, de waarheid blijft ongezegd, weerkaatst in dreigende spiegelbeelden. Langzaam begint het haar te dagen dat de mensen om haar heen een toneelstukje opvoeren, het is een en al schone schijn. Naar wat er achter hun vermomming gebeurt blijft het gissen. De wereld waarin de studente dat ene jaar doorbrengt is zo anders dan ze op het eerste gezicht denkt. En het doek dat de schilderes onder handen heeft lijkt spierwit, maar wie goed kijkt ziet de naden, de scheuren, de ruzie en de pijn.

Carolien Lohmeijer, Literairnederland.nl

Op de website van uitgeverij Kievenaar is te lezen dat ze boeken uitgeven ‘van vreemde vogels van onvaste bodem, van dames- en herenschrijvers die eigen werelden hebben geschapen omdat die juist iets draaglijker zijn dan de al bestaande.’ Dat belooft wat!

Een van hun titels is het onlangs verschenen Wit op wit van de Turkse schrijfster Ayşegül Savaş. In 2020 verscheen van deze auteur Lopen op het plafond waarin een bijzondere vriendschap ontstaat tussen een jonge Turkse vrouw en een wat oudere Britse schrijver. Beiden zijn openhartig in de talrijke persoonlijke gesprekken die ze hebben.

Ook in Wit op wit krijgen we een beeld van de hoofdpersonen door de gesprekken die zij samen voeren. Een jonge studente gaat in de grote stad wonen om er onderzoek te doen. Ze huurt een appartement bij Agnes die kunstschilder is en er vaak niet zou zijn. Dat pakt anders uit. Agnes is er heel vaak en beiden hebben uitvoerige gesprekken. Over haar achtergrond, haar familie, haar huwelijk en haar kunst. Het begint erop te lijken dat Agnes kwetsbaarder is dan ze zich voordoet en het wordt duidelijk dat stabiliteit in een leven heel betrekkelijk en teer is.

Van Ayşegül Savaş is eerder werk verschenen in The New Yorker, The Paris Review, Granta, The Guardian, The Dublin Review. Ze woont en werkt in Parijs. Momenteel werkt ze aan een bundel essays.

Elisabeth Francet, Geendagzonderboek.com

Opmerkelijke vondst van de week

Om haar proefschrift over middeleeuwse naaktsculpturen te voltooien, verblijft een naamloze studente gedurende enkele maanden in een niet nader genoemde stad. Ze huurt er een kamer van een betoverende, geraffineerd geklede kunstenares. Nu en dan komt Agnes naar de stad. Dan werkt ze in haar atelier in hetzelfde gebouw en brengt de studente fruit en bloemen. De kale esthetiek van het appartement wekt een lichte en open indruk, hetgeen ertoe bijdraagt dat de dagen van de studente gestructureerd verlopen: 's ochtends leest en werkt ze op het balkon, nadien gaat ze wandelen. Ze bezoekt kerken en kathedralen, slaat mensen op bankjes rondom de fontein gade, volgt de rivier en geniet van de rust tijdens de eerste herfstdagen.

In de middeleeuwse literatuur werd het vlees vaak beschreven in relatie tot de menselijke zonde en het Laatste Oordeel. De weinige middeleeuwse naakten die de studente aantreft in de kunst tonen zachte, kwetsbare, ronde vormen en een ongespecificeerd geslacht. Door zich te buigen over de drempels tussen goed en kwaad, zonde en deugd, hoopt de studente te kunnen achterhalen hoe middeleeuwers keken naar en oordeelden over de naakte mens. De studente gaat zodanig op in de aanblik van heiligen, engelen en demonen, dat haar blik troebel wordt en ze de gedaanten ziet verstrengelen.

Het onderzoeksthema van de studente wekt de belangstelling van Agnes, wiens werk min of meer hetzelfde onderwerp benadert. In hun gesprekken vermengen zich het onderzoeksperspectief en het kunstenaarsperspectief. Door in een meditatieve toestand het alledaagse te observeren, poogt de kunstenares alle ballast te lossen en stilte in haar werk te bereiken, wat ze ook als een oefening in het weren van verdorven gedachten beschouwt.

Terwijl ze moeizaam aan een serie witte schilderijen werkt, praat en praat Agnes maar door, terwijl de studente luistert, nu en dan een vraag stelt. Zonder schroom, innig en afstandelijk tegelijk, vertelt de kunstenares de studente over haar leven, haar huwelijk, haar kinderen, concurrerende vrouwen en de angst voor aftakeling. Waarom zou ze immers de dingen verdraaien of verbergen, als ze ze in alle naaktheid kan tonen? Haar witte doek, onvolmaakt opgespannen, toont echter een wit, transparant portret dat iets niet onthult.

Het spontane, dan wel bestudeerde gedrag van Agnes komt de studente steeds vaker opdringerig voor. Het uiterlijk en voorkomen van de kunstenares leiden de aandacht af van haar diepe innerlijk. Gebiologeerd bestudeert de studente de middeleeuwse naakten en Agnes' dubbelzinnige naaktheid. Ze ziet mens en natuur, genot en pijn, deugd en zonde ineenvloeien, zowel in de middeleeuwse sculpturen als op Agnes' doeken. Na maandenlang in het duister tasten, ontwaart de studente, net als in de huidplooien van de sculpturen, diepte in Agnes' oppervlakkigheid. Over wat er onder dat oppervlak gebeurt, heeft ze geen benul. 'Was het niet beter je eigen onwetendheid te erkennen in plaats van inzicht te claimen?'

Pas wanneer de studente Agnes in een ander licht ziet, haar glimlach grimas, de engel een duivel, de mens een beest ziet worden, dreigt ze plots verstikt te raken door wat ze niet kan peilen. Een gevoel van afschuw neemt de bovenhand. Agnes' aanvankelijke schoonheid en goedheid verdwijnen naar de achtergrond om, parallel met de veranderende blik van de studente op zichzelf, plaats te maken voor een nieuw beeld; een transformatie waarin spiegeling en projectie niet meer uit te sluiten vallen.

Savaş' trage, stille observaties, visuele details en langzame ontsluiering zijn een verademing in een tijdperk waar snelheid, vluchtigheid en onzorgvuldigheid de maatstaf geworden zijn. In het allerlaatste hoofdstuk boort de schrijfster genadeloos door het oppervlak en legt abrupt en ontwrichtend bloot wat al die tijd verhuld werd. Het verrassende einde plaatst al wat voorafging in een volkomen verschillend perspectief. Wat verkeren we graag in de illusie door ons te laten bekoren door het uiterlijk zichtbare en te laten intimideren door een eerste indruk!

Wit op wit is niet alleen een uitgebreide verkenning van naaktheid als metafoor, als 'iconografie van de ziel', maar ook een (verhulde) analyse van het begrip empathie. Savaş werpt interessante vragen op. In hoeverre berokken je schade door te oordelen of net niet te oordelen? Hoe manifesteren zich begrip, mededogen en projectie in een persoonlijke relatie? Hoe verhoudt de eigen identiteit zich tot het beeld dat je koestert van een ander? Zonder duidelijke contouren toont de roman heel scherp hoe afhankelijk het beeld is van wat de beschouwer er zelf in ziet en hoe hij voortdurend vormen opvult.

Kris Velter, Tzum.info

Een rijke roman over identiteit, lichamelijkheid en kwetsbaarheid

Ayşegül Savaş is een Turkse schrijfster die in Parijs woont en werkt. Haar verhalen, essays en romans schrijft ze in het Engels. In haar debuutroman, Lopen op het plafond, ontmoet het hoofdpersonage een auteur in een boekhandel waarna er gesprekken ontstaan tussen beide personen. Een zelfde procedé gebruikt Savaş voor Wit op wit, haar tweede roman. Een naamloze en genderloze kunststudent komt naar de grote stad om te werken aan onderzoek naar twaalfde- en dertiende-eeuwse gotische naakten. Ook de stad is naamloos. Gedurende een jaar duikt de student in archieven en bezoekt kathedralen. Een tijdelijke woning wordt gevonden in het appartement van een hoogleraar Middeleeuwse studies en zijn vrouw Agnes, een kunstschilder. Het koppel woont elders, maar de afspraak is dat Agnes soms in de studio boven het appartement zal overnachten bij haar bezoeken aan de stad. Al snel blijkt dat Agnes er bijna permanent verblijft.

Tussen de kunststudent en Agnes ontstaat een speciale band, gebaseerd op gesprekken. Eigenlijk zijn het meer monologen van Agnes waarbij de ik-figuur dient als klankbord voor haar verhalen en opvattingen. We weten waarom de student de stad als uitvalsbasis kiest: het historisch onderzoek, de nabijheid van bibliotheken, archieven en kathedralen. De student wil immers een leemte opvullen: er bestaan geen studies naar de iconografie van het middeleeuwse naakte lichaam. Daarom moet een poging ondernomen worden om te ‘kijken naar de naakte menselijke vorm met de blik van de middeleeuwse mens.’ Deze opdracht is aartsmoeilijk:

Er bestond geen duidelijke studierichting waarbij je in andermans bewustzijn kroop, historisch of niet. Dit was een even moeilijke opdracht als je eigen geest ontwarren, elke laag van je gedachten met al haar vooroordelen en vermoedens ontrafelen.

Over de student komt de lezer verder erg weinig te weten. De identiteit van deze ik-persoon bestaat uit luisteren en observeren. Misschien is de student naamloos opdat Agnes centraal kan komen te staan. Want Agnes heeft net heel veel te vertellen en door dat vertellen toont ze geleidelijk aan haar naaktheid. Ze vertelt over haar opvattingen over kunst, over haar jeugd, haar studentenjaren, haar huwelijk en haar kinderen. Haar werk heeft te maken met het bereiken van stilte en het loslaten van ballast tot een ‘zuivere mentale staat’ wordt bereikt. Haar recente werk bestaat uit schilderijen bestaande uit diverse tinten wit en evoceert die leegte en die zuivere mentale staat. De figuren op haar schilderijen zijn afkomstig uit dezelfde periode uit de Middeleeuwen als de naakten uit het onderzoek van de student. Op die manier ontstaat er parallel een academisch en kunstzinnig onderzoek. Sowieso vertelt Agnes’ kunst ook iets over haar verhouding tot de wereld. En wat niet wordt getoond is misschien wel het belangrijkste:

Gold dat niet voor alle kunst, vroeg ik, dat de kracht ervan evenzeer lag in afwezigheid, in de weloverwogen keuze van wat verzwegen werd, als in wat werd vertoond?

Ook over haar leven heeft Agnes veel te vertellen. Al snel blijkt dat ze zoekend is, dat ze voortdurend twijfelt, angstig is en dat het eigenlijk gewoon niet goed met haar gaat. Belangrijk is natuurlijk ook hoe ze zich verhoudt tot haar eigen lichaam. Die verhouding wordt gethematiseerd door haar verhalen over seks, begeerte, moederschap en overspel. Hoe is de band met haar kinderen? Waarom verblijft ze zoveel in de studio in plaats van bij haar man te wonen? Is het ‘ontrafelen’ van haar eigen bewustzijn een even moeilijke opdracht als het onderzoek naar de middeleeuwse blik van haar toehoorder?

Wit op wit is geschreven in een heldere taal, maar onderzoekt de meest complexe vraagstukken over leven en kunst. Daarom is het boek zowel afstandelijk als betrokken. Ayşegül Savaş heeft een cerebraal boek geschreven waarin de handeling tot een minimum wordt beperkt maar waarin de ideeën de hoofdrol krijgen. Dit alles is vergelijkbaar met Lopen op het plafond: ook in haar debuutroman schuilt een enorme ideeënrijkdom onder stilistische eenvoud. En het is nu juist dat aspect van haar werk dat zo immens fascinerend is. Er wordt van op een afstand, bijna koel, verteld, maar de explosie aan filosofisch aandoende ideeën maakt de roman ontiegelijk rijk. Wat is eigenlijk een zelf? Kan een zelf maar bestaan in betrekking tot een ander? Is iemand pas iemand indien een ander zich een beeld vormt, een constructie maakt? Hoe komt het dat zo’n constructie radicaal kan veranderen indien anderen die constructie aanvallen? En bestaat een persoon, of kunst, ook uit wat niet in woorden wordt gevat, uit dat wat wordt weggelaten? Is de studie naar het naakt misschien ook een studie naar de fragiliteit van het leven zelf, en dat van Agnes in het bijzonder? Bovendien is het opmerkelijk dat de roman lijkt opgetrokken uit een klassiek dualisme: het goede en het kwade, het zondige en het deugdzame, het intellectuele en het lichamelijke. De student verwijst in dit verband naar de middeleeuwse opvatting over de huid als deken die het geheime en innerlijke leven bedekt. Maar wat is de betekenis van dit dunne deken? Wat is bij uitbreiding de betekenis van het lichamelijke en de verhouding tot het innerlijke, psychische en kwetsbare leven?

Wit op wit is een opmerkelijke roman die is geschreven in spaarzaam proza en belangrijke vragen opwerpt. Savaş is er opnieuw in geslaagd om een uitermate fascinerende en rijke roman te schrijven die nog lang blijft nazinderen. Het mooie is ook dat weinig eenduidig is zodat elke lezer eigen klemtonen kan leggen en de roman dus op een andere manier kan interpreteren.

Nico van der Sijde, Hebban.nl

Artistieke sensitiviteit voor verhulling, naaktheid, kwetsbaarheid en mysterie

"Wit op wit" is de tweede roman van Ayşegül Savaş, een jonge Turks- Deense schrijfster die in Parijs woont, lesgeeft aan de Sorbonne, en in het Engels publiceert. Door haar intrigerende debuut, "Lopen op het plafond", was ik benieuwd naar deze roman, en nu ik die uit heb wil ik alles van Savas lezen. Want "Wit op wit" is een prachtig kleinood, dat heel cerebraal is geschreven maar vooral ook met veel artistieke gevoeligheid. Wat volgens mij ook goed tot zijn recht komt in deze vertaling van Willem Hoogendoorn.

De vrouwelijke ik- figuur doet promotie- onderzoek naar gotische (middeleeuwse) naakten, deels omdat zij gefascineerd wordt door de dubbelzinnigheid van dit onderwerp, en de aparte uitdaging die het stelt. Die uitdaging is: "kijken naar de naakte menselijke vorm met de blik van de middeleeuwse mens. Naaktheid, puur fysiek gezien, was voor de middeleeuwse mens precies hetzelfde als voor de moderne mens, Toch kon het besef ongekleed te zijn volkomen verschillende betekenissen hebben, als een dun vliesje dat het zicht op een onderwerp verduisterde". De naamloze ik- figuur wil dus kijken naar wat zich onder het dunne vliesje bevindt. Ze is niet geïnteresseerd in alle subtiele symboliek van kleding in de middeleeuwse kunst, maar juist in de naaktheid- of: kwetsbaarheid- die zich verbergt onder die kleding en de symbolische duiding van die kleding. Of zelfs in de naaktheid die zich onder de naaktheid verbergt, want "[m]eer en meer leek het me dat het vlees helemaal niet de betekenis van naaktheid had maar eerder een sluwe dekmantel was die een innerlijke - werkelijk naakte- betekenis verhulde". Voorwaar een intrigerende, maar ook heel complexe opdracht. Te meer omdat hij niet beperkt blijft tot het kijken naar kunst, want "[d]it was een even moeilijke opdracht als je eigen geest ontwarren, elke laag van je gedachten met al haar vooroordelen en vermoedens ontrafelen". De huid dekt het innerlijk leven toe, maar de ik- figuur zoekt de naaktheid onder die huid; onze geest en elke laag van onze gedachten schept orde in de wereld maar de ik-figuur wil ontrafelen en ontwarren wat er schuilgaat onder die gedachtelagen van onze geest.

Welnu: dit ontwarren en ontrafelen, dit zoeken naar naaktheid die zelfs nog schuilgaat onder de waarneembare naaktheid, staat in mijn beleving het hele boek centraal. Waarbij het vooral gaat om een tastend zoeken, dat het ongezegde en dubbelzinnige steeds zoveel mogelijk respecteert. En dat dus niet leidt tot klip en klare nieuwe verklaringen die de naaktheid zouden bekleden met betekenis. Dat blijkt bijvoorbeeld in de passages waarin de ik- figuur kijkt naar kunstwerken: heel fraaie passages, maar juist omdat ze geen duiding geven van die kunstwerken en vooral verwijlen bij de raadselachtige openheid van de beelden. De ik- figuur interpreteert niet, duidt niet: ze observeert, met zo open mogelijk oog. Wat ze nog nadrukkelijker doet in haar ontmoetingen en gesprekken met de schilderes Agnes, die de kern vormen van dit boek. Ontmoetingen waarin Agnes prachtige dingen zegt over de artistieke, niet interpreterende blik. Maar waarin ze ook, heel geleidelijk aan en sterk tussen de regels door, haar eigen naaktheid en kwetsbaarheden laat doorschemeren, en haar eigen zelfs voor haarzelf nauwelijks gearticuleerde twijfels aan haar leven, haar huwelijk, haar identiteit, de door haarzelf nauwelijks begrepen chaos onder het zo rimpelloos lijkende oppervlak, de mogelijk leugenachtige rollen die ze speelt. Dat gebeurt dan in passages vol terughoudendheid: Agnes is het summum van gereserveerdheid, de ik- figuur is dat ook. Misschien vertelt ze ons daarom ook nooit haar naam, misschien geeft ze daarom weinig prijs van haar emoties, misschien is ze daarom eerder een wijd opengesperd oog dan een herkenbaar personage. Vaak wil de ik- figuur bovendien geen vragen aan Agnes stellen, "[u]it respect, misschien, of uit angst". En ze is uiterst terughoudend met oordelen: ze kijkt, luistert, observeert, maar duidt niets. In de dialogen tussen de ik- figuur en Agnes blijft dus veel ongezegd. En dat is nog sterker het geval in de lange stukken waarin de ik- figuur, in eigen woorden, het verhaal van Agnes parafraseert. Want die parafrases zijn wonderen van omzichtigheid, door de terughoudendheid van Agnes zelf maar vooral ook door de terughoudendheid van de ik- figuur. Vooral daarin wordt, voor mij, "het respect" voelbaar voor Anges' naaktheid. Zij respecteert Agnes' kwetsbaarheid, die zo pijnlijke naakte kwetsbaarheid die het verdient om ontzien te worden. Maar ze respecteert naar mijn gevoel ook het mysterie: omdat het obsceen en al te versimpelend zou zijn om in woorden te vatten wat Agnes voelt, omdat het volkomen onwaarachtig en onjuist zou zijn om Agnes kwetsbaarheid te definiëren en van verklarende labels te voorzien.

Betekent dit dat Agnes' "naaktheid onder de naaktheid" verhuld blijft? Ja en nee, volgens mij: die dieper gelegen naaktheid en kwetsbaarheid worden in mijn beleving verhullend onthuld of onthullend verhuld. Of, anders gezegd: ze worden getoond in dubbelzinnige beelden, die ons wel glimpen laten zien maar het pijnlijke en onverwoordbare raadsel tegelijk respecteren. En dat gebeurt dan vooral in de terughoudende schilderijen van Agnes zelf, die de ik- figuur ook weer terughoudend beschrijft. De eerste ontmoeting met Agnes, en met de verdrongen kwetsbaarheid van Agnes, gebeurt bijvoorbeeld door een heel sensitieve blik van de ik- figuur op Agnes' kunst: 'Het verbaasde me dat ik stuitte op een door Agnes gesigneerde reeks frisse schilderijen van maskers, boven op elkaar gestapeld, zodat een lappendeken aan vormen het doek vulde. Ze leken op de koppen van dieren en duivels, met hoorns en scherpe snijtanden. Andere doeken beeldden menselijke gezichten uit, zonder dat ze emoties verraadden. Door de ingetogen vorm werd een soort verbijstering verhuld die voor mij onder die wirwar van beelden voelbaar was. Dit was in zekere zin mijn eerste ontmoeting met Agnes". Agnes zelf zegt: "Binnen elke staat van stilte bevond zich een andere, nog verfijndere". In haar schilderkunst zoekt ze dus die stilte binnen die stilte. Maar de ik- figuur voelt, als een der weinigen wellicht, de verbijstering onder die stiltes binnen de stiltes, en onder de wirwarren van beelden.

Dat is vermoedelijk ook het geval met een ander schilderij, dat niet alleen de stilte opzoekt, maar ook de abstractie. "Het schilderij was compleet wit. De kleur was opgebouwd uit verschillende structuren en schaduwen - vlak, rond, koud warm, met een blauwe of gele tint en lichtere en donkere schaduwen. Het hoofd dat in het midden naar voren kwam leek met zijn scherpe, nieuwsgierige trekken op een godheid, al was het te vaag om de hele vorm ervan te vatten, alsof ik het achter een snel verschuivende mist zag. Alles aan het hoofd gaf een gevoel van onvolledigheid- niet als een brokstuk zoals bij de resten van een muurschildering of een standbeeld, maar qua ontwikkeling. Het leek of sommige delen van die nauwelijks te onderscheiden gestalte op het witte doek groeiden en andere weer verdwenen. De vorm was tegelijk zinnelijk en transparant". Agnes zegt nergens expliciet dat dit schilderij over haar gaat, en de ik- figuur ook niet, maar alleen al de titel "Wit op wit" nodigt hier sterk toe uit: die suggereert immers dat de hele roman, en daarmee ook het verhaal van en over Agnes, wit op wit is, net als dit schilderij. Voorts wordt later over dit witte schilderij gezegd: "Van onderaf leek het net of de figuur door de lagen wit heen in een vrije val belandde". En op dat moment is het evident dat Agnes leven in een vrije val is beland, zonder dat ze begrijpt hoe en waarom. Later schildert Agnes bovendien een ander wit schilderij, met daarop het misvormde gezicht van de ik- figuur dat volgens Agnes tegelijk ook gelijkenissen heeft met haar eigen gezicht. Weet ze wat dit voorstelt of symboliseert? Nee, nadrukkelijk niet: "Ze was in afwachting van wat er tevoorschijn zou komen. Ze was er nog zoveel mee van plan. Van binnen voelde ze gestaag iets opkomen". Maar wat er opkomt blijft voor haar voorlopig verhuld. Net als voor de ik- figuur. Ook in dit schilderij heeft ze volgens mij vorm aan haar verborgen kwetsbaarheid, de naaktheid onder de naaktheid. Ook dit schilderij staat volgens mij in het teken van de "moeilijke opdracht" waar de ik- figuur eerder over sprak: "je eigen geest ontwarren, elke laag van je gedachten met al haar vooroordelen en vermoedens ontrafelen". Maar dat gebeurt wit op wit, in kunst die door wil dringen onder de naaktheid, onder het oppervlak van onze huid en onder het oppervlak van onze woorden, en die het mysterie wil tonen maar tegelijk wil respecteren.

Prachtig, hoe Agnes' naaktheid en mentale instorting ons wordt getoond in mysterieuze zinnen en suggestieve beschrijvingen van mysterieuze kunst. Wat mooie passages oplevert over kunstzinnige blik op de wereld, en nog mooiere passages over hoe juist die artistiek- gevoelige blik ons glimpen kan bieden op naaktheid onder het oppervlak van onze huid, onze conventies en onze woorden. Ik vond "Wit op wit" kortom schitterend. En ik hoop dat er nog veel van Savas zal gaan verschijnen, liefst in vertaling van Willem Hoogendoorn, liefst bij Uitgeverij Kievenaar.

Yvon Vijn