Recensies ''Lijkendrijver'' van Juan Carlos Onetti
Arthur Hendrikx, dereactor.org
Het bordeel, de priester, de weduwe en de jongen
Van alle grote Zuid-Amerikaanse auteurs van de vorige eeuw is Juan Carlos Onetti zonder twijfel de meest hermetische, degene die het minst concessies doet aan zijn lezers. Bij Lijkendrijver wekt alleen al de titel verwarring. ‘Drijven’ kan een heleboel zaken betekenen. Het Verschueren-woordenboek vermeldt drie betekenissen die relevant zijn voor deze roman: voor zich uit of in een bepaalde richting doen gaan (de ossen naar de markt drijven); tot een bepaalde handeling bewegen (zich door de loop der omstandigheden laten drijven); en (als bedrijf) uitoefenen (zaken drijven).
Het titelpersonage, officieel Larsen genaamd, wordt door iedereen Drijver genoemd, kort voor Lijkendrijver. Al snel blijkt hij een souteneur of pooier te zijn; de ‘lijken’ in kwestie zijn dus de door hem ‘gedreven’ prostituees. In het Spaans is de titel van de roman Juntacadáveres (1964); ‘juntar’ betekent ‘samenvoegen’, ‘verenigen’, ‘verzamelen’, ‘vergezellen’. Het Spaanse woord kan ook de bijbetekenis hebben van ‘copuleren’, wat gezien de context misschien geen toeval is. Geen letterlijke, maar wel een geslaagde vertaling; het is vaak riskant eigennamen te willen vertalen, ook al hebben ze een betekenis (de Engelse vertaler behoudt bijvoorbeeld Junta als naam), maar Frans Oosterholts keuze past wel degelijk binnen het straatje van Onetti en bij de sfeer van de roman. Zijn vertaalkeuzes zijn over de hele lijn te prijzen; net als bij Arie van der Wal (Het afscheid), Maarten Steenmeijer (De dood en het meisje), Barber van de Pol (De werf) en Mariolein Sabarte Belacortu (Het korte leven) horen we duidelijk Onetti’s hoogst eigenzinnige stem in elke zin doorklinken.
Onetti de waarheidsdrijver
Lijkendrijver is het derde deel van de door uitgeverij Kievenaar opgezette reeks die alle korte romans van Onetti omvat; Voor een graf zonder naam zal het volgende deel zijn. Lange tijd was De werf (in 1978 vertaald door Barber van de Pol en uitgebracht door Meulenhoff) het enige in het Nederlands beschikbare werk van Onetti; in 2006 volgde, opnieuw bij Meulenhoff, de vertaling van Het korte leven, wat over het algemeen als zijn hoofdwerk wordt gezien, maar daarna werd het weer stil rond Onetti. Hij is minder een publiekstrekker dan bijvoorbeeld Jorge Luis Borges, Gabriel García Márquez, Julio Cortázar, Carlos Fuentes en Mario Vargas Llosa. Nochtans prijken van die laatste drie geregeld grote éloges op achterflappen van Onetti-uitgaves; Vargas Llosa wijdde zelfs een heel boek aan de solitaire Uruguayaan. Het staat buiten kijf dat Onetti een groot schrijver is, maar zijn boeken zijn zo weerbarstig dat ze moeilijk te slijten zijn. Des te meer lof verdient Kievenaar, want het siert een taalgebied om zijn eigen versie van Onetti te hebben. In Duitsland zijn al een aantal jaar zijn verzamelde werken integraal beschikbaar; dankzij Kievenaar doet het Nederlandse taalgebied een grote stap in die richting.
Het moet overigens gezegd: de weerbarstigheid van Onetti kan soms tot wanhoop leiden. Het lezen van zijn werken is een ambivalent proces: de ene pagina zou je een staande ovatie willen geven, de volgende voel je je hersenen knarsen omdat je niet goed begrijpt wat er exact aan het gebeuren is. De triomf van Onetti is dat hij er vaak in slaagt een waarheid in woorden te vatten waarvan je nog nooit bevroed had dat die in taal gevangen kon worden, maar die gedurfde aanpak heeft een keerzijde, als hij zich verliest in abstracte bespiegelingen en metaforiek die in rook opgaan. Toch moeten we hem vooral koesteren, omdat hij volledig zichzelf is, herkenbaar vanaf de eerste zin, en omdat hij altijd opnieuw de koe bij de hoorns probeert te vatten: eigenlijk doet Onetti weinig meer dan graven, de hele roman lang, graven naar de waarheid die verborgen ligt onder de gemeenplaatsen, onder de woorden en handelingen van alledag, tot hij op goud stoot. Hij is een ontsluiter. Hij drijft poëtische waarheid.
De tristesse van Santa María
Ook zijn sfeerschepping is ongeëvenaard. In Lijkendrijver bevinden we ons opnieuw in Santa María, het in Het korte leven uitgevonden fictieve stadje waar de meeste Onetti-romans zich afspelen. Het is een triestige plek, vol uitgebluste mensen; niets lijkt er zin te hebben. Onetti heeft maar een paar woorden nodig om het stadje, dat aan de oever van een rivier ligt in het platteland, memorabel te schetsen, zoals bij het beschrijven van de wandeling van de prostituees:
En tussen de harde en donkere silhouetten van de kolonistenfamilies, schaars op maandag; tussen het geduld van de vissers, dat zich onbeweeglijk uitstrekte over de kadewal; tussen de net afgebakende ruitvormige perken, waarin schriele en tere boompjes streden om te overleven; tussen de ondergang van de middag en de provinciale treurigheid die dan neerdaalde over Santa María, legden hun bonte jurken de wandelweg af als een lang geleden uitgestippelde ongerijmdheid, als een argeloze provocatie.
Op merkwaardige wijze lijkt de gemoedsgesteldheid van de inwoners van Santa María de meteorologische toestand te beïnvloeden (of dat is althans de indruk die we krijgen. Omgekeerd werpt het droevige aanschijn van de stad een schaduw over de inwoners: ‘[D]e eenzaamheid van de straten blijft de Ford binnendringen als stofwolken van de hete aarde en niets kan de herhaalde afwijzingen dempen van Santa María, dat ontvolkt slaapt midden op de middag.’ Inwoner en stad versterken de tristesse in elkaar. Merk bij het bovenstaande citaat op hoe Santa María gepersonifieerd wordt: de ‘herhaalde afwijzingen’ van Santa María, een typische bizarre Onetti-karakterisering.
Het hoofdintrige handelt over de komst van een bordeel, op initiatief van de apotheker Barthé, die na jaren toestemming krijgt van het stadsbestuur en Drijver aanwerft als souteneur. Drijver arriveert met drie vrouwen en installeert zich in een huisje aan de waterkant met hemelsblauwe rolluiken (een detail dat telkens herhaald wordt). Onmiddellijk staat Santa María in rep en roer: pastoor Bergner haalt in zijn zondagspreken uit naar de corrumperende invloed van het bordeel en in zijn kielzog schrijven de meisjes van de katholieke school klachtbrieven. Als het protest momentum krijgt, besluit de gouverneur de concessie weer in te trekken en moet het bordeel sluiten. Na drie maanden vertrekken Drijver en zijn drie vrouwen weer met de trein waarmee ze aangekomen waren.
Op het tweede plan zitten we in het hoofd van Jorge Malabia, een jongeman van zeventien die aan een gevaarlijk ballet begint met Julita, de weduwe van zijn overleden broer. De meeste personages noemen Julita krankzinnig; uit alles blijkt inderdaad dat ze de dood van haar man niet goed verwerkt heeft en een vreemde obsessie met zijn jongere broertje heeft ontwikkeld. Jorge wordt door iedereen nog als een groene knaap gezien en probeert zichzelf maturiteit aan te meten door het dragen van een alpino en grote regenjas, en het roken van een pijp. Hij loopt rond met het verlangen zich te ontvoogden van zijn ouders, naar het bordeel te gaan, op eigen benen te staan; tegelijkertijd slaagt hij er niet in Julita van zich af te zetten.
Op het derde plan is er Marcos, neef van pastoor Bergner en broer van Julita, een ploert die zijn dienster slaat, met haar naar bed gaat en tegelijk fulmineert tegen het bordeel zodra hij een slokje opheeft, onder meer omdat Drijver volgens de antisemitische Marcos een geldbeluste Jood is. Hij broedt op moord, naar eigen zeggen omdat de wereld (te) lelijk is. En dan zijn er nog een aantal andere personages die hun opwachting maken, van wie de meest notabele dokter Díaz Grey is, de cynische observator die in elke roman uit de Santa María-reeks vanaf de zijlijn commentaar op het gebeuren levert, en af en toe een bemiddelende rol speelt, zonder dat er veel geestdrift of hartstocht bij komt kijken, alsof hij zich anders toch maar zou vervelen. Hij is nihilistisch tot op het bot.
De verbrijzeling van de vierde wand
Maar wie staat er in het centrum van deze roman? Is er een samenhang in de mozaïek? Zou er samenhang moeten zijn? Het is moeilijk te zeggen. Het bordeel staat ontegensprekelijk centraal in de roman (Drijver bestiert het, Jorge wil ernaartoe, Marcos en pastoor Bergner willen het weg), maar het is niet zo dat alle verhaallijnen feilloos aan elkaar gebreid worden. Het tragische verhaal van de weduwe Julita staat bijvoorbeeld redelijk op zichzelf. Vargas Llosa noemt Lijkendrijver in zijn beschouwing daarom weliswaar een van Onetti’s beste werken, maar ook van ongelijke kwaliteit, want hier en daar vertoont het mankementen. Dat lijkt een juist oordeel.
Maar ik schaar me niet volledig achter Vargas Llosa. Een van de ‘fouten’ van Onetti is volgens hem het plotse gebruik van een vertellersstem die terloops vermeldt alles aan het verzinnen te zijn, als we al driekwart van de roman achter ons hebben. Dit voegt niets toe en verbrijzelt het geloof van de lezer in het verhaal en de personages, aldus Vargas Llosa. Hier slaat hij de plank mis; in feite is het vreemd dat zo’n grote Onetti-adept zich zou storen aan een procedé dat nochtans standaard is voor de in Santa María spelende romans. Onetti wil met die onorthodoxe ingreep net aantonen dat onze willing suspension of disbelief niet klein te krijgen is, zeker niet als de fictieve wereld en de daarin figurerende personages op overtuigende wijze gepresenteerd worden.
Eerder dan een zwakte is die vreemde monoloog van de ‘auteur’ dus een bewijs van Onetti’s sterkte. Net het feit dat je eraan herinnerd wordt dat je een verzinsel aan het lezen bent en toch blijft geloven in de lotgevallen van de personages, hun gedachten en gevoelens, bewijst het mirakel van literatuur. Onetti drijft dat gegeven op de spits. Bovendien maakt het deel uit van zijn nihilisme en van het karakter van zijn verhaalwereld: het is alsof alle personages van Santa María ergens wel beseffen dat het op de keper beschouwd weinig uitmaakt wat ze al dan niet doen, omdat ze toch maar fictief zijn. Een thema dat bij generatiegenoot Borges ook speelt, zoals in het schitterende verhaal ‘De ronde ruïne’ (1944).
Continu lopen Onetti’s personages te peinzen over wie ze zijn en wat ze voorstellen in het universum. Meestal zijn die overpeinzingen pessimistisch. Onetti werd door sommigen als een existentialistische auteur beschreven, een zeldzaamheid binnen de Zuid-Amerikaanse letteren (misschien dat alleen Ernesto Sábato ook zo genoemd kan worden); zelf gaf hij toe beïnvloed te zijn door Sartre en Camus. Vaak terugkerend is het gevoel gedetermineerd te zijn, zoals wanneer Drijver vaststelt ‘dat hij nooit zou weten wat hij zat te denken, […] dat een ander hem gebruikte om dingen uit te proberen’. Ook tekenend is de wijze waarop Díaz Grey de inwoners van Santa María karakteriseert, denkend over Drijver: ‘Hij is geen persoon; hij is, zoals alle bewoners van deze rivierstrook, een bepaalde bestaansintensiteit die zich hult in de vorm van zijn eigen bezetenheid, zijn eigen idiotie.’
Sukkelaars en mislukkingen
Drijver is een klassieke mislukkeling binnen het universum van Onetti. Hij koestert zijn hele leven het grote verlangen een groots bordeel te bestieren met mooie jonge vrouwen, en hoopt daarnaast op een duurzame relatie met een zielsverwant, maar moet het telkens stellen met armoedige bordelen met vrouwen die hun beste jaren achter zich hebben liggen, zonder de liefde van zijn leven gevonden te hebben. Weliswaar heeft hij een zwak voor María Bonita, een van de drie prostituees, maar die liefde lijkt niet helemaal réciproque. De sekswerkers worden ‘drie mismoedige, lelijke vrouwen’ genoemd; het is Drijvers vloek elke keer opnieuw met vrouwen van boven de veertig opgescheept te zitten, die zich in zijn armen storten vanwege ‘de mislukking en het gevoel te mislukken die alle vrouwen ouder dan veertig aankleefden en die hen vanaf het eerste moment, vanaf de geboorte of adolescentie, leken op te wachten als een struikrover langs de weg’. Vandaar ook de naam ‘lijkendrijver’; de lichamen die hij drijft, zijn hun jeugdige frisheid kwijt. Drijver is een triest figuur die tegenstribbelt als zijn bordeel de deuren moet sluiten, maar al tijdens het tegenstribbelen tegelijk berust in zijn nederlaag.
Ook de jonge Jorge wekt vooral medelijden op. Zijn personage is moeilijk te lezen; hij wil onafhankelijkheid, maar hoe hij die wil bereiken en wat hij met die onafhankelijkheid wenst te doen, is dan weer niet duidelijk. Zowel zijn ouders als Julita hebben de dood van zijn grote broer, Federico, nog niet verteerd. Ook hij lijkt nog in diens schaduw te vertoeven. Nacht na nacht trekt hij op pad met zijn alpino, zijn regenjas en zijn pijp; hij begluurt Marcos terwijl die seks heeft, valt binnen bij Julita voor lange en vage gesprekken, droomt van het bordeel. Een dolende ziel die over zichzelf zegt: ‘Ik zie mezelf en ik accepteer: zwak, puur, niet in staat tot eenzaamheid, zonder mogelijke bestemming behalve een element te zijn in het bestaan van een ander, van anderen.’ We zitten continu in Jorges hoofd vanuit een ik-perspectief, maar toch blijft hij een groot vraagteken. Misschien omdat hij niet gelooft in het vermogen van woorden of gedachten om waarheden uit te drukken: ‘Niets belangrijks kan gedacht worden, alles wat belangrijk is moet men onbewust met zich meeslepen, als een schaduw.’
Dat is een gedachte die Díaz Grey echoot als hij stelt: ‘Al sta je erbuiten, erboven, afgescheiden van dit alles, je kunt alleen handelen en spreken alsof je er middenin zit en erbij hoort. De waarheid zou stilte zijn, louter zwijgen.’ De werken van Onetti zijn op een vreemde manier ambivalent: de hele tijd op zoek naar waarheid, maar tegelijk aangevend dat die onmogelijk gevonden kan worden. Onetti geeft de zielenroerselen van zijn personages op zeldzame wijze bloot, daartoe een beroep doend op overrompelende metaforiek, en toch heb je nooit het gevoel dat je zijn personages helemaal begrijpt of kent.
Soms valt aan een gedraging, een verlangen of een obsessie ook niets te begrijpen: ze zijn, en de mens hangt eraan vast. Wat drijft Julita? Ze initieert zelf de paringsdans met Jorge, die ze misschien onwillekeurig met de overleden Federico vereenzelvigt; als ze op het einde voor suïcide kiest, ligt het voor de hand haar schuldgevoel vanwege dit verraad aan haar gestorven man als de oorzaak te zien. Misschien dacht ze alleen bij Jorge nog een glimp van Federico te kunnen opvangen. Of ze werkelijk krankzinnig is of zich alleen zo voordoet, is onmogelijk te zeggen, een typisch raadsel voor de Santa María-boeken. Of denk aan hoe Marcos Bergner, de agressieve dronkaard, wordt verteerd door de drang om een moord te plegen. Zelf legt hij de oorzaak voor die drang bij de smerigheid van de wereld: ‘We zijn allemaal smerig en de smerigheid die we vanaf de geboorte meedragen, mannen en vrouwen, vermenigvuldigt zich door de smerigheid van de ander en de walging wordt ondraaglijk.’ Uit deze woorden blijkt dat de smerigheid vooral in zijn eigen ziel zit, dat zijn verlangen naar moord diep in zijn binnenste zit en hem beetje bij beetje opvreet.
Als Marcos na maanden van bedreigingen de daad bij het woord voegt en met een geweer het bordeel binnendringt, is het plotseling of we in een oude film noir zitten. Noch Drijver, noch de vrouwen zijn op welke manier dan ook bang of verrast, alsof ze niet geloven dat Marcos hen echt zou kunnen neerknallen. Er hangt een spanning in de lucht, al wordt die door alle aanwezigen ontveinsd. Uiteindelijk slagen de vrouwen erin Marcos van zijn moordlustige plan te doen afzien en blijft hij overnachten: de hypocrisie is compleet. De prekerige Marcos wou eigenlijk niets liever dan het bordeel bezoeken, al zal hij dat nooit toegeven.
Toch moet het bordeel uiteindelijk het onderspit delven. De macht en invloed van de Kerk reiken ver: als pastoor Bergner in zijn preek verwijst naar het bordeel, ontstaat er ophef en beginnen meisjes van een katholieke school anonieme schotschriften rond te sturen. De meisjes ‘konden het niet verdragen dat er vrij seksueel verkeer zou zijn’, aldus de verteller. Zo legt de komst van het bordeel een geborneerde preutse moraal bloot. Een geestige exponent daarvan is de Bond van Ridders, een groep moraalridders met een radicaal kuisheidsideaal die waken over de zeden in Santa María, maar eigenlijk al jarenlang nauwelijks een doelwit hadden en dus een beetje waren ingeslapen; zodra het bordeel de deuren opent, schieten ze wakker en doen ze er, aangevoerd door pastoor Bergner, alles aan om het volk tegen Drijver en zijn vrouwen op te zetten, een doel waar ze na drie maanden al in slagen. Als satire op de enggeestigheid en macht van de Kerk en de hiermee gepaard gaande hypocriete preutsheid onder het volk is Lijkendrijver zeer geslaagd.
Voor de meeste personages is er op het einde van Lijkendrijver weinig meer dan een nieuwe teleurstelling bijgekomen. Tweemaal wordt er gedreigd met een geweer, tweemaal wordt uiteindelijk de trekker niet overgehaald. De personages drijven door het leven als wolken zonder bestemming. Eventjes wordt het stadje opgeschrikt door de komst van een bordeel, maar dat verdwijnt even snel als het gekomen is. En dus zinken de inwoners verder weg in de lethargie van de warme, verlaten straten, worden ze in slaap gewiegd door de allesoverheersende geur van jasmijn, worden ze gedreven door angsten en verlangens en neergedrukt door het besef dat het toch allemaal zinloos is. Misschien is het enige echte wel hun gevoelens, maar ook daar zijn ze niet zeker van. Zo hoopt Jorge, emotioneel het hart van de roman, dat woorden ‘het gewaad van feiten konden opleggen aan dat wat hij gevoeld had’.
Tellen onze gevoelens? Zijn de feiten echt? Onetti laat ons in het ongewisse. In elk geval is Lijkendrijver voorlopig het beste deel van de reeks korte romans die uitgeverij Kievenaar tot bij het Nederlandstalige publiek brengt. Niemand anders schreef zinnen zoals Onetti ze schreef; ook als hij soms moeilijk te volgen is, blijft zijn vertellersstem hypnotiserend.
Evert Woutersen, Literairnederland.nl
Het bordeel van Santa María
Bij het Nederlandse lezerspubliek is de Uruguayaanse schrijver Juan Carlos Onetti (1909-1994) wellicht niet zo bekend, maar in het Spaanse taalgebied is hij een veelgelezen en gewaardeerd schrijver. De belangrijkste literaire prijs in dat taalgebied is de Cervantesprijs, de Premio Miguel de Cervantes, die jaarlijks wordt toegekend. Onetti ontving de prijs in 1980.
De relatief jonge uitgeverij Kievenaar (begonnen in 2020) heeft het wederom aangedurfd een boek van Onetti uit te geven. Na Afscheid (Los adioses uit 1954) en De dood en het meisje (La muerte y la niña uit 1973) kwam vorig jaar de vertaling van Juntacadáveres uit 1964 onder de titel Lijkendrijver uit. Op stapel staat nog Voor een graf zonder naam (Para una tumba sin nombreuit 1959).
Aangedurfd, omdat Kievenaar er niet voor schroomt ‘moeilijke boeken’ uit te geven. Van hun website: ‘We balanceren op het bekende koord op de bekende hoogte en dagen iedereen uit bij Kievenaar een dapper stapje extra te zetten. Een zin eens niet één, maar twee of zelfs drie keer te lezen. Onze boeken als moeilijk veroverbare geliefden te beschouwen. Tegemoet te komen aan dat vreemde verlangen jezelf beter te leren kennen aan de hand van degene die deze soms zelfs niet naar je uitsteekt. In de spiegel niet alleen jezelf te zien.’
Lijkendrijver is zo’n ‘moeilijk veroverbare geliefde’. Frans Oosterholt tekende voor de prima vertaling. Dat moet een pittige klus zijn geweest; sommige zinnen in het boek moet je inderdaad vaker lezen om te snappen wat er staat.
Kadavers en lijken
De droom van de hoofdpersoon Larsen, die ook wel Drijver of Lijkendrijver wordt genoemd, is het opzetten van een bordeel in het stadje Santa María. Het heeft bijna twee jaar geduurd voordat er in de Raad een meerderheid voor het bordeel is. Het lukt apotheker Barthé conservatieve raadsleden te overtuigen om voor te stemmen. Hij moet dan wel plechtig beloven later het wetsvoorstel voor de kruiersconsessie in de haven te steunen. Drijver heeft in afwachting van de beslissing over het bordeel zo lang op de administratie van de krant El Liberal gewerkt. Namens de Raad wordt hem gevraagd of hij het bordeel wil runnen.
Dat doet hij: ‘Hij was oud, ongelovig, sentimenteel; het bordeel oprichten was nu, in wezen, als trouwen in articulo mortis, als geloven in spoken, als optreden voor God.’ Barthé is slechts geïnteresseerd in een deel van de opbrengst van de exploitatie van het bordeel: ‘Ik heb niets te maken met die smeerlapperijen. U regelt alles zoals het u goeddunkt. En u geeft me elke maand vijfhonderd peso, vanaf de opening.’
Het verhaal wordt niet chronologisch verteld. Het boek begint met een treinreis van El Rosario naar Santa María. Pooier Drijver haalt zijn drie prostituees, María Bonita, Irene en Nelly op. Het bordeel draait de eerste maanden prima.
Anonieme brieven
Maar het succes van het bordeel roept ook weerstand op. Al na enkele maanden circuleren er anonieme brieven. Elk onheil in het stadje wordt in verband gebracht met het bordeel. Er is een roeiboot omgeslagen in de rivier en er zijn mensen verdronken. ‘Waartoe de kerk als er een bordeel is (…) Wanneer een plaats haar zin voor eerbaarheid verliest, is het rechtvaardig dat ze ook Gods Bescherming verliest.’ Pastoor Bergner zegt in zijn preek dat hij een zondaar met de zondaren is geworden, omdat hij niet heeft kunnen voorkomen dat er een bordeel in het stadje is gevestigd: ‘Ik ben jullie priester niet meer, ik ben geen priester van Santa María. Omdat de duivel naar ons is gekomen en is opgenomen; jullie hebben hem opgenomen en ik heb dat niet weten te voorkomen.’ Hij vecht niet tegen Drijver en de vrouwen in het bordeel: ‘We vechten tegen niemand in het bijzonder; we vechten tegen het kwaad.’ Volgens hem moet Santa María ontwaken en zelf zijn zielen willen redden.
Het blijkt dat de meisjes van de Hulpvaardige Daad de anonieme brieven aan de ‘zielen van wie jullie weten dat ze deze boodschap nodig kunnen hebben’ schrijven. Na een kerkdienst ontrollen zij een spandoek met de tekst ‘We willen kuise verloofden en gezonde echtgenoten.’ Ook de pastoor zet zich samen met de Bond van Ridders in voor het bewaken van de goede zeden. Uiteindelijk besluit de gouverneur dat het bordeel moet sluiten. De cirkel is rond: met de trein vertrekken de drie vrouwen met Drijver uit Santa María.
Troosteloosheid
Onetti roept in zijn werk een sombere wereld op. Hij schrijft over de beerput van ouderdom, over verrotting en angst. Zijn beeldspraak verwijst veelal naar de dood. Drijver beschouwt zijn dames als kadavers en lijken. Hij (schommelde) tussen ‘erbarmen en walging. Altijd hetzelfde met die doden. Hij zette een stap en keek nieuwsgierig naar de hand die vooruit bewoog om het rossige, verschroeide, en nog altijd geparfumeerde haar van het lijk aan te raken, dat onelegant op het bed zat.’
Bijzonder taalgebruik
De zinnen en de beeldspraak van Onetti zijn niet alledaags. Wat te denken van ‘de lijken die hij dreef’ en ‘En hoewel de dingen die hij dacht zich openbaarden in de wittige spuugdraad die in zijn glimlach verscheen (…)’. Nog een citaat: ‘Vergevingsgezind en grootmoedig snoof hij de verrotting van de schaarse kraakbeenderen op, keurde hij de overeenkomsten met de stank van de andere lijven die misschien net wakker waren geworden en die weldra zouden beginnen hem op te bellen.’
Onetti schrijft lange zinnen met herhalingen, veel komma’s en puntkomma’s. Santa María is een fictief stadje, maar Onetti heeft er een levensecht Zuid-Amerikaans stadje van gemaakt met de dorpsdokter, Díaz Grey, de apotheker Barthé, een krant, een conservenfabriek met anonieme arbeiders en een bordeel bij de rivier.
De roman laat zich niet makkelijk lezen door de wisselende perspectieven en monologues intérieurs. De vele personen die aan het woord komen zijn niet altijd nodig voor de voortgang van het verhaal, maar wel interessant voor de sfeer en de onderlinge machtsverhoudingen in het stadje.
Het werk van Onetti komt steeds meer in de belangstelling te staan. In Duitsland is zijn verzameld werk uitgegeven. Daar is de titel van dit boek trouwens Leichensammler. Voor de uitgever moet het commercieel een uitdaging zijn om een boek met een titel als Lijkendrijver te verkopen. Wellicht dat er daarom op de omslag een foto staat van een sensuele vrouw. En dat terwijl de vrouwen in het boek allesbehalve sensueel zijn. Verkooptechnisch zou een titel als Het bordeel van Santa María misschien beter zijn geweest. Hoe het ook zij, Onetti’s roman uit 1964 past goed in de categorie moeilijk veroverbare geliefden. De Nederlandse lezer kan dankzij uitgeverij Kievenaar (nader) kennismaken met deze interessante schrijver met een eigen signatuur.
Advies: lees ook zijn eerdere boeken en kijk alvast uit naar de volgende vertaling!
Maarten Steenmeijer, De Volkskrant
‘Lijkendrijver’ is een van de beste romans van Juan Carlos Onetti
Een deel van het monumentale oeuvre van Juan Carlos Onetti (1909-1994) was al ontsloten door uitgeverij Meulenhoff, waaronder de romans De werf en Het korte leven. Bij de jonge, kleine uitgeverij Kievenaar krijgt zijn werk nu een doorstart met een serie niet eerder vertaalde romans en novellen. Lijkendrijver is de derde in de reeks. Het is, zoals Mario Vargas Llosa terecht opmerkt in het boek dat hij over het werk van deze Uruguayaanse reus schreef, ‘een van Onetti’s beste romans’.
Zoals te doen gebruikelijk zijn de verhaallijnen (over de opkomst en ondergang van een bordeel en over de verhouding van een adolescent met de krankzinnig geworden weduwe van zijn broer) dun en van ondergeschikt belang. Het gaat om de troosteloze sfeer van mislukking, corruptie, eenzaamheid, verslagenheid, verval en zinloosheid. En vooral ook om het schrijnende bewustzijn van dit levensgevoel bij zijn personages. Een ‘vervaalde provinciale klisteerspuiter’, zo noemt de arts Díaz Grey zichzelf.
Onetti’s gefragmenteerde vertelstijl op basis van complexe innerlijke monologen is uit duizenden te herkennen en doet hooguit in de verte denken aan die van zijn grote literaire held William Faulkner. Maar diens sound and fury zul je tevergeefs zoeken bij Onetti. Als geen andere schrijver laat hij ons het bestaan voelen als een open wond die nooit geneest.
Nico van der Sijde, Hebban.nl
Weer een heerlijk compromisloos- zwartgallige Onetti
De Uruguese schrijver Juan Carlos Onetti (1909- 1994) is volgens velen een van de grootste Zuid- Amerikaanse schrijvers ooit. Maar ook de zwartgalligste en een van de meest barokke en duistere. Wellicht is dat de reden dat hij in Nederland nooit zo aansloeg. Zijn magnifieke verhalenbundel "De put" versmoorde jaren geleden al gauw in de ramsj, zijn meesterwerken "Het korte leven" en "De werf" eveneens, en ook "Laat de wind maar spreken" verdween ooit als een scheet in een hooikist. Het is dus even lovenswaardig als dapper dat Uitgeverij Kievenaar hem opnieuw lanceert. Eerder verschenen al de even intrigerende als onnavolgbare novellen "Afscheid" en "De dood en het meisje", nu dus de roman "Lijkendrijver", en voor volgend jaar is "Voor een graf zonder naam" aangekondigd. Ik hoop dat er daarna nog veel meer Onetti- vertalingen komen, en dat Kievenaar ook nog in staat gesteld wordt om een paar van de oudere vertalingen misschien nog te herzien. Want Onetti lezen is complex, maar voor mij wel een feest. En er moeten nog veel meer mensen bestaan die net zo van Onetti zouden kunnen genieten als ik.
"Lijkendrijver" is een soort prequel van Onetti's ultieme meesterwerk "De werf": het is erna geschreven, maar speelt enkele jaren ervoor. Zodat we nu kunnen meebeleven hoe Larsen, die in "De werf" helemaal werd meegesleurd in van alle goden verlaten werelden vol van desillusie en verval, ook eerder al werd ondergedompeld in desillusies en nederlagen. In "De werf" wilde hij de eigenaar worden van een werf, die echter door alle zo meeslepend beschreven verrotting, verroesting en desolate leegte van meet af aan al totale Godsverlatenheid symboliseert, en die het failliet belichaamt van alle illusies. En in "Lijkendrijver" jaagt Larsen een minstens zo troosteloze illusie na: hij, de treurige en verlopen pooier van "vier obscene ruïnes van vrouwen", wil de eigenaar worden van een bordeel. Een droom die van morsigheid aan elkaar hangt, en van troebele verlangens en motieven die Larsen zelf nauwelijks begrijpt. Bovendien proeft hij al vanaf het begin de smaak van de onvermijdelijke nederlaag: "En hoewel hij niets zei, hoewel de dingen die hij dacht zich slechts openbaarden in de witte spuugdraad die in zijn glimlach verscheen, vermoedde hij, terwijl hij ging staan en de vrouwen hielp hun koffers uit te laden, dat de neiging om absurde dingen te zeggen voortkwam uit die dreigende vermoeidheid, uit de angst voor het einde die hem de laatste maanden had belaagd, vanaf de dag dat hij meende dat het uur van de wraak eindelijk was gekomen, het uur om de schone dromen te ervaren en waarin hij de twijfel aanvaardde dat het wellicht te laat was gekomen".
Mooi aan deze passage vind ik hoe de troosteloosheid niet beredeneerd of verklaard wordt, maar voelbaar wordt gemaakt. Bijvoorbeeld door het wel heel ongewoon-barokke beeld dat de dingen die Larsen denkt zich "slechts openbaarden in de witte spuugdraad". Alsof zijn gedachten zich alleen articuleren in spuug, alsof zijn ratio steeds omhuld wordt door vermoeidheid, angst en slijm..... Later in het boek zijn er vergelijkbare beelden. Zo is er sprake van "[E]en normale en gehaaide wereld, waarvan het kwijl ons nooit had bereikt". Of ook van bizarre en bijna onbegrijpelijke passages als: "Zij is weer gerustgesteld; zo vreemd aan mijn ongeloof als aan de kwijlsliert die afkoelt en uitrekt vanaf haar mond tot aan het zitvlak van de stoel, herwint ze haar lege, verwonderde glimlach". Bovendien zijn er diverse onnavolgbaar zwartgallige landschapsbeschrijvingen vol van regen, modder, grijsheid en andere slijmerige desolaatheid. Ook die maken de alles doordrenkende existentiële troosteloosheid bijna lijfelijk invoelbaar. Zelfs het licht wordt soms ervaren als "een licht dat in geen enkele herinnering kon worden geplaatst", en allerlei straatgeluiden worden ervaren als "hem in feite vreemd, onbegrijpelijk in hun wezen". De personages in deze roman ploeteren kortom in slijm en modder, kijken verbaasd naar licht dat hen volkomen vreemd is, en worden omgeven door geluid dat ze niet begrijpen. Ze zijn bovendien verdwaald in een wereld zonder houvast, vol onwerkelijkheid en gespletenheid. Wat fraai geëvoceerd wordt met onorthodoxe zinnen als: "Met de sigaret die aan haar mond hing, keek Ana Maria in de spiegel naar haar in tweeën gesneden, door een rooksliert gebroken gezicht".
Onetti heeft een heel eigen woordgebruik en een heel eigen zinsbouw. Hij trakteert ons dus op de ene uiterst merkwaardige zin na de andere, en zuigt ons daarmee een bijzonder merkwaardige en duistere wereld binnen. Een wereld die voor ons net zo ongrijpbaar en existentieel troosteloos is als voor de personages. En dat wordt nog versterkt door de opmerkelijk heterogene plot. Want die bestaat niet uit één heldere verhaallijn, maar uit meerdere soms best grillige verhaallijnen, waarin we verschillende personages volgen op hun erratische levenspad. Niet alleen de raadselachtige Larsen, maar bijvoorbeeld ook de raadselachtige en meeslepend illusieloze dokter Diaz Grey die met een "tedere nieuwsgierigheid" zijn "neiging tot zelfmoord" beschouwt. En die soms zichzelf als van buitenaf bekijkt met bijna ongehoorde distantie, als met de ogen van een onverschillige god, en met illusieloze verbazing over de volkomen vreemde Diaz Grey die hij dan ziet. Voorts is er een naamloze kroniekschrijver, die ons meerdere mogelijke geschiedenissen vertelt over Santa Maria en de controverses rondom het bordeel, maar zonder echt in een van die mogelijke geschiedenissen te geloven. Bovendien maken we kennis met de ondoorgrondelijke geestelijke Bergner, die zich tegen het bordeel verzet, zonder dat we ooit precies weten waarom, en zonder dat we ooit greep krijgen op Bergners mogelijk zeer gekwelde gemoed. Want Bergner zegt soms te vechten tegen het ultieme kwaad, maar zijn complexe gedrag en uitstraling past nauwelijks bij een conventionele voorvechter van het goede. En als laatste noem ik de jonge Jorge Malabia, die vooral gebaren van anderen imiteert, omdat hij nauwelijks een eigen identiteit heeft. Wat nog wordt versterkt doordat de waanzinnige Julita, weduwe van Jorges jong gestorven broer Frederico, Jorge steeds met Frederico verwart. Dat alles maakt Jorge tot een onwerkelijke en onvaste figuur, tot een soort uit drogbeelden opgetrokken fantoom, ook voor zichzelf. En niet alleen op de momenten dat hij zich aan de waanzin van Julita overgeeft en de gedaante van Frederico aanneemt. Geen wonder dus dat Julita's glimlach voor Jorge doorregen is van angst en onwerkelijke leegte, die misschien ook resoneert met de onwerkelijke leegte in hemzelf: "Ik wist dat ze ervan overtuigd was dat haar glimlach, die amper de hoeken van haar lippen had opgetild, nederigheid en zaligheid uitdrukte; maar die glimlach was voor mij niet meer dan een onbeduidende tekening, een lege vorm die ze louter met walging en angst vermocht te vullen, en deze angst liep snel, acuut, de rondingen van haar mond af en sprong naar mij, vanaf de mondhoeken en het midden, vanaf het punt waar de bovenlip van mijn weduwlijke schoonzus gezwollen uitstak, zich verheffend als de lip van een zuigeling".
Wonderbaarlijk toch, hoe Onetti ons met zijn merkwaardige zinnen en zijn merkwaardig heterogene plot helemaal meezuigt in een volkomen absurde wereld. In een wereld bovendien waarin alles onwerkelijk en duister is, waarin elk houvast ontbreekt, en waarin elke hoop of droom in onvermijdelijke desillusie uitmondt. Onetti beredeneert nergens waarom de wereld volgens hem zo absurd is, maar dompelt ons onder in de totale absurditeit. Hij betoogt ook nergens dat alles onwerkelijk is en van zin is verstoken, maar maakt die existentiële onwerkelijkheid voelbaar, in elke zin en elke grillige plotwending opnieuw. Hij overtuigt ons dus van de absurde leegte van de wereld, zonder deze te beredeneren of te beargumenteren. Hij doet dat bovendien volkomen compromisloos, zonder sprankjes licht bij wijze van water in de wijn, zonder vleugjes normaliteit die de barokke zwartgalligheid zouden compenseren. En ik bewonder dat. Juist omdat ik zelf niet de moed heb om al te scherp te kijken naar de leegte onder alle normaliteit, juist omdat ik zelf niet tot dezelfde compromisloze zwartgalligheid in staat ben. Ook het zwartgallige en barokke "Lijkendrijver" las ik dus ademloos. En ik hoop nog veel meer Onetti in vertaling te kunnen gaan lezen.
Kris Velter, Tzum.info
Boeiende complexiteit
Lijkendrijver, een werk dat oorspronkelijk in 1964 werd uitgegeven, wordt door sommigen gezien als het meest toegankelijke boek van de Uruguayaanse auteur Juan Carlos Onetti (1909 – 1994). Dat behoeft echter enige nuancering en toelichting. De complexiteit van de novelle De dood en het meisje, in 2022 uitgegeven door Kievenaar, ligt in het verschuiven van het vertelperspectief, in de onduidelijkheid wie aan het woord is, in het gebrek aan chronologie en vooral in de weigering van de auteur om een afgerond verhaal te vertellen. Na meerdere lezingen van De dood en het meisje is het nog altijd niet duidelijk hoe de vork in de steel zit. In Lijkendrijver zit wel een verhaal dat min of meer kan worden naverteld. Maar de complexiteit op andere vlakken blijft behouden. Onetti schrijft evengoed zinnen die moeilijk te ontrafelen zijn en zijn beeldspraak is dikwijls mysterieus. Lijkendrijver wordt bovendien niet chronologisch verteld en er kan worden gediscussieerd over de verhaallijnen en het verrassende einde.
Tijdens een cafébezoek aan het einde van de roman zijn enkele personages eensgezind: wat zich in Santa María – de legendarische plaats uit meerdere verhalen van Onetti – heeft afgespeeld is niet minder dan de aloude strijd tussen het obscurantisme en de verlichting. Na jaren tegenkanting van de conservatieve raadsleden komt de droom van apotheker Barthé uit: er komt een bordeel in Santa María. De praktische kant van de zaak komt op de schouders van Larsen, bijgenaamd Lijkendrijver, te liggen – in Onetti’s beroemde novelle De werf is Larsen een Argentijnse scheepsbouwer. Vanuit de grote stad, waar hij nog connecties heeft uit een vorig leven, laat hij drie vrouwen overkomen. Maar er komt tegenkanting. Pastoor Bergner – ook geen onbekende voor de lezer van Onetti – is van mening dat het bordeel een bedreiging is voor het fatsoen van de stad en preekt vanop de kansel over Sodom en Gomorra. Er verschijnen ook anonieme brieven in de stad, gericht aan de zonen, broers, verloofden en vrouwen van de bezoekers van het bordeel. Uiteindelijk blijken de brieven geschreven te zijn door de brave meisjes van de School van De Hulpvaardige Daad. Rond de pastoor ontstaat dan weer een groep mannen die de goede zeden willen bewaken onder de naam de Bond van Ridders.
Al snel blijkt dat enkele figuren uit Santa María met elkaar zijn verbonden door vriendschap, familiale banden of vijandschap. Marcos, de neef van de pastoor, is een zatlap die fel gekant is tegen het bordeel; zijn uitspattingen in het verleden geven die mening een cynische bijklank. De zestienjarige Juan Malabia, die dichter wil worden, krijgt een eigen verhaallijn: hij heeft een liefdesaffaire met Julita, die nota bene de weduwe is van zijn oudere broer; het lijkt erop dat Julita het overlijden van haar geliefde niet kan verwerken en dan maar kiest voor zijn broer. De vader van Juan bezit de plaatselijke krant, verhuurt een huis aan de prostituees, maar raadt zijn zoon niet aan om het bordeel te bezoeken. Juan Carlos Onetti speelt bovendien opnieuw met personages die in zijn andere werk voorkomen. Naast de genoemde pastoor Bergner en de pooier Larsen, krijgt ook dokter Díaz Grey een belangrijke rol, hoewel wat aan de zijkant. Terloops wordt ook even de stichter van Santa María aangehaald: Juan María Brausen.
Hoewel de verhaallijnen van Lijkendrijver niet zo complex zijn als in andere werken van Onetti, en zeker niet zo complex als in het mysterieuze De dood en het meisje, hebben we niet te maken met een stationsromannetje. De roman laat zich traag lezen en er blijft voldoende vaagheid en ongewisheid rond het verhaal hangen. De auteur gebruikt opnieuw de monologue intérieur en wisselt van vertelperspectief. Soms krijgt een zin een onverwachte wending en wordt een situatie of personage getypeerd met aparte adjectieven. De puntkomma gebruikt Onetti op verschillende manieren: soms begint er een nieuwe zin, soms is het een vervolg op het eerste deel van de zin. Ook de trefzekere psychologische typeringen, soms met enkele woorden, vergen een groot inlevingsvermogen.
Lijkendrijver is een donkere en zelfs nihilistische roman waarin de leugen belangrijker is dan de waarheid en waarin hoop dikwijls tevergeefs is. Net zoals de overige literaire werken van Onetti, is ook Lijkendrijver uitdagend en geheimzinnig. Het is die boeiende complexiteit, samen met de superieure stijl, waarin de schoonheid van de roman schuilt. Opnieuw wordt duidelijk dat Juan Carlos Onetti een van de beste Latijns-Amerikaanse schrijvers ooit was.